maandag 28 februari 2011

Te groot

Het was dat Lisette er mee kwam, anders was het me niet opgevallen. Maar nu ik erop ging letten, zag ik ze overal: Amerikaanse mannen met te grote broeken. En niet zomaar te groot, nee, minimaal twee maten te groot. Ze lopen hijsend rond, met vouwen rondom hun billen en een kruis dat richting hun knieën gaat. Wat is hier aan de hand?

Het antwoord dat vrienden van Lisette gaven is dat Amerikaanse (of Texaanse?) mannen er niet van beschuldigd willen worden dat ze gay zijn. Homo is een scheldwoord, zeker hier in Texas is je geaardheid niet iets waar je recht voor uitkomt.
Met alle omzichtigheid die het Witte Huis op kan brengen, doet Obama zijn best om de verkiezingsbelofte voor meer emancipatie van de homobeweging na te komen. Zelfs het benoemen van Jeremy Bernard, openlijk gay, tot social secretary, wordt in de nieuwsberichten en analyses gewikt en gewogen.
Ja, de burgemeester van Houston is openlijk lesbisch. Maar voor vrouwen ligt het net anders. Zolang je maar op de rug van een paard gaat zitten tijdens de Houston rodeo, is het snel goed. Als lesbische vrouw ben je geen bedreiging voor mannen. Een man die openlijk gay is daarentegen...

Dus dragen alle Texaanse mannen hun broeken uit voorzorg twee maten te groot. Zodat ze niemand op ideeën brengen en zelf geen argwaan wekken. Behalve natuurlijk mijn kapper ontdekte ik vrijdag. Met veel show draagt hij boven z'n puntlaarzen z’n broek zo strak dat ik verbaasd ben dat hij niet hoog gaat praten.

donderdag 24 februari 2011

Vissen

Wat onthand zit ik achter de grote familiecomputer, mijn oude en mijn nieuwe laptop zijn tot morgen in de Applewinkel voor een digitale kruisbestuiving. De meest noodzakelijke bestanden staan op een USB-stick die nu uit de computer steekt. Met veel misslagen op het toetsenbord, de toetsen zitten net op een andere plek, ga ik aan de slag met een opdracht voor een visgroothandel. De benodigde informatie staat wonder boven wonder op de stick.

Via via kreeg ik van deze groothandel de vraag of ik de teksten voor hun nieuwe, nog te bouwen, website wilde schrijven. ‘Natuurlijk’, schreef ik terug ook al weet ik helemaal niets van vis.
Teksten schrijven voor een website is mijn favoriete idee van een klus. Omdat de lezers van het scherm lezen en met één klik weer weg zijn, moet een websitetekst kort, krachtig en to-the-point zijn. Korte zinnen, heldere lay out: alle fratsen en franjes kunnen weg.
Het helpt dat ik niets van vis weet, ik beperk me automatisch tot de hoofdzaken. Het helpt dat ik niet bij het bedrijf betrokken ben, zonder emoties delete ik bijzinnen, voorbeelden en uitweidingen. Ik weet niet meer van het bedrijf dan de informatie die ze me toesturen.
Uit die informatie komt het beeld van een modern, geavanceerd, efficiënt bedrijf bovendrijven. Dat past prima bij het verzoek om vooral een zakelijke tekst te schrijven. Maar mijn opdrachtgevers vroegen ook om een gemoedelijk accent.
Gewend geraakt aan de behoefte van Amerikaanse bedrijven om overal en altijd hun ontstaansgeschiedenis te vertellen met opvallend vaak de woorden traditional, family, organic, built up with my own hands erin, stuur ik de vismensen een email met de vraag naar het verhaal achter de groothandel.
Op hotmail vind ik een paar uur later het persoonlijke verhaal terug van de eigenaar: hoe hij als tien jarig jongetje al paling verkocht aan de meesters op school. Opeens begint het bedrijf voor mijn ogen te leven. Opeens zie ik mensen met passie in de witbetegelde hal met bevroren vis, opeens krijgt die hal kleur. Het blijft een wonder dat alleen maar woorden, alleen maar letters zo’n effect kunnen hebben. Zelfs als ik ze vanaf een vreemd scherm lees.

woensdag 23 februari 2011

de Pro


Het begon met een keer vastlopen, goed dat kan gebeuren. Net als bijna de hele wereld werk ook ik met Windows en dat is niet zo stabiel. Maar toen liep de laptop nog een keer vast, en nog een keer, totdat het zeker één keer per dag gebeurde. Ik leerde mezelf aan om niet tien vensters tegelijk open te hebben en de laptop netjes helemaal af te sluiten als ik klaar was.
Dat hielp even, maar vorige week begon m’n dierbare computertje toch weer. Outlook reageerde helemaal niet meer, een tekst kopiëren van internet naar Word of vice versa lukte alleen maar af en toe, zodra Norton een virusscan deed liep alles vast. Gisterenochtend stopte het systeem er halverwege mijn stukje over onze verhuisplannen mee en kon ik niets anders doen dan de laptop helemaal uitzetten en overnieuw beginnen met schrijven. Ik had er genoeg van, wilde dag dat mijn scherm zwart zou blijven niet langer afwachten.

Met Simeon in mijn kielzog, hij was al voor de tweede dag ziek, reed ik naar de plaatselijke mall. Ondanks dat het een in en in grijs en grauw winkelparadijs is, met niet de meest hippe winkels, is er wel een Apple Store.
Er was een actie: bij elke MacBook Pro kwam een wifi printer en zo’n apparaat stond al een tijdje op Harro z’n wensenlijstje. De verkoper maakte me via Warmerschrijven businesspartner met Apple, zodat ik aantrekkelijke kortingen kreeg. Nadat ik nog vijf minuten met de zilveren strak afgewerkte 13 inch Macbook had gespeeld, ging ik overstag.
Simeon was ondertussen druk in de weer op een van iPhones. Ik kreeg in de auto een heel verhaal over vogels en neerschieten. Thuis zocht ik in de appstore het spelletje Angrybirds op en liet het hem zien: ‘ja dat heb ik gespeeld!’

Vandaag breng ik m’n oude laptop naar de Apple winkel. Een van de apple geeks gaat al mijn bestanden overzetten. Dan krijg ik een uur les in de Apple software en kan het beginnen. Simeon is gelukkig beter, zodat hij niet weer op boze vogels hoeft te schieten.

dinsdag 22 februari 2011

Bitterzoet

‘De jongens staan te juichen in de kamer’, schrijft een Amerikaanse vriendin uit Vienna op mijn Facebook pagina over haar zonen. ‘Wat een goed nieuws, we hebben jullie gemist’, schrijft Julian z’n kleuterjuf eronder. ‘Wow, so sad to see you go’, schrijft een moeder van de Downgroep.
Het bericht dat we gaan verhuizen roept veel reacties op die onderstrepen hoe ik me voel: Blij om terug te gaan, verdrietig om opnieuw een leven achter ons te laten.

Julian reageerde niet zo enthousiast als we hadden gedacht. ‘Dat kan toch niet, we hebben hier toch ons huis’ en ‘ik heb nu net weer vriendjes’. Op mijn vraag of hij in de herfst met z’n oude team ‘the blue Crushers’ wil voetballen of wil proberen of hij zich kan selecteren voor het eerste, lichten zijn ogen opeens op. ‘Kom ik dan weer bij Alex en Sabir in het team? Dan wil ik the Blue Crushers.’ Ik vrees dat als we het Canadese nieuws hadden moeten brengen, het huis te klein was geweest en er veel boze woorden gevallen waren.
Een Nederlandse vriendin uit Vienna, die weer in Breda woont, ziet mijn bericht op Facebook en stuurt meteen een emailtje: ‘ik denk dat Sandra wel blij zal zijn dat je terugkomt, hier is haar telefoonnummer.’ Sandra was ook mijn schoonmaakhulp. Ik hoef haar alleen nog maar te bellen en dan kan er één ding van mijn vast enorme verhuis-to-do-list af.
Samen met Harro zit ik over een kalender gebogen. Harro gaat al op 1 april beginnen en we proberen ons een beeld te vormen hoe de maanden tot aan de zomer eruit gaan zien. Niet echt iets om naar uit te kijken.
Ik ga lunchen met mijn enige vriendin hier. Ze is jaloers: ‘wat goed dat het gelukt is om hier weg te komen.’ Samen beklagen we ons over het conservatisme hier, hoe belangrijk de kerk is en dat we dat niet begrijpen. ‘Ik zal je missen, hopelijk volgen we jullie ooit.’
Er staat een afspraak met de makelaar, ons huis moet verkocht. Ik loop een rondje door dit heerlijke huis om alvast wat op te ruimen en weet dat dit het enige moeilijke punt gaat worden. Ik hou van dit huis, het is heerlijk wonen. De enorme patio, het zwembad, de Europees ingerichte keuken, de ruime woonkamer; ik denk dat ik deze materiële zaken het meest ga missen als we Houston verlaten.

maandag 21 februari 2011

Voedingsstoffen

Zaterdagochtend, ik ben al om tien uur in de speeltuin met Simeon en Daniël. De speelgroep van de Downgroep komt bijelkaar en het is mijn beurt om de meet&greet te doen: de andere moeders welkom heten en zorgen dat iedereen zich op zijn gemak voelt.
Het picknickgedeelte, onder een afdak en met barbecue, is bezet; er is mensen bezig een verjaardagsfeestje voor te bereiden. Als de zakken chips zijn uitgepakt, de broodjes klaargelegd en de enorme berg worstjes en hamburgers bij de barbecue liggen, gaan ze –vader, moeder, twee kinderen, aan een van de tafels zitten voor een ontbijt. Een ontbijt van de MacDonalds en het gezin is al Houstons gezet.

Houston staat bekend als één van de dikste steden van het land. De stad herbergt dé obesitaskliniek en het valt ons nog steeds op hoeveel forse mensen hier rondlopen. En vooral ook hoeveel dikke kinderen. Kinderen met wie het waarschijnlijk niet meer goed komt.
Chips bij de lunch –‘we willen wel van te kraken hebben naast onze sandwich’- , dikke sauzen op het vlees, suiker in kindercereals, elk fastfood restaurant een drive thu, groente en fruit met stevige prijskaartjes, enorme porties; het is allemaal heel gewoon en draagt bij aan te dik zijn. Als ik een keer een fruitsalade presenteer, is iedereen verrast: ‘wat een traktatie!’
Een begrip van wat gezond eten inhoudt is uit het collectieve geheugen van de Amerikanen verdwenen. Het is ook moeilijk: als een ontbijt van de MacDonalds de norm is, dan zijn twee boterhammen met nutella opeens erg gezond. We worden overstelpt met voedingsadviezen, de één nog fancier dan de ander.

Zaterdagmiddag rij ik met Daniël voor de zoveelste keer naar Jumpin’Jungle, het springparadijs met de luchtkussens, voor een volgend verjaardagsfeestje.
Na 45 minuten vallen de kinderen bezweet en moe van het springen aan op de klaarstaande kaaspizza. Je kunt je wenkbrauwen optrekken bij pizza om vier uur ’s middags, een grote punt is toch een hele maaltijd. Maar vooruit, het is een verjaardag, dan wil niemand moeilijk doen.
Wij, de moeders, zitten aan de kant en kijken hoe de kinderschare eet. De moeder van Rachel, een meisje uit Daniël z’n klas, zit naast me. Ze is aardig, heeft drie kinderen, werkt als fysiotherapeute, woont net als wij in een goede buurt. Iemand zeg maar uit de categorie ‘ons soort mensen’. ‘I like pizza’, zegt ze met een tevreden klank in haar stem. ‘Met elke hap krijgen de kinderen alle noodzakelijke voedingsstoffen binnen.’

vrijdag 18 februari 2011

Drie elven

Maxima en Willem A. trouwden op 2 februari 2002. Een datum die natuurlijk niet zomaar was gekozen; 02-02-02 is een speciale dag en bovendien niet moeilijk te onthouden. Sinds we het nieuwe millenium ingegaan zijn, zijn er al tien bijzondere dagen geweest met drie keer hetzelfde cijfer die veel mensen inspireerden en drukte veroorzaakten in gemeentehuizen. Als je dit jaar op 11 november iets bijzonders wilt, is het zaak om vanavond aan de slag te gaan.

Kaarsen aan, softe muziek uit de luidsprekers, de wijn voor speciale gelegenheden ontkurkt, lekker eten op tafel; volgens verloskundigen en gyneacologen moet het vandaag gebeuren. Tenminste als je zou willen dat je oogappeltje op de drie elven wordt geboren. De artsen waarschuwen wel onmiddellijk dat ze geen garanties geven.
Met stijgende verbazing lees ik het artikel onder de kop: ‘You need to get busy now’. Zouden er echt stellen zijn die elkaar vandaag diep in de ogen kijken omdat de kalender dat vraagt? Ik kan me voorstellen dat je dat doet om andere redenen maar niet om reden van een datum.
Maar ja, wij hebben drie kinderverjaardagen die bepaald zijn door ziekenhuisschema’s. Simeon is op de 13e geboren, het was vast geen toeval dat er die dag nog plek was voor een keizersnee. Het kwam ons, met bezoek uit Nederland in huis, heel goed uit. Ik geloof niet meer zo in horoscopen en Chineze apen of draken. Laat staan dat drie dezelfde cijfers mij zouden inspireren.

Ieder die wel gecharmeerd is van mooie data moet vanavond aan de slag. En als het niet lukt, kan je begin november altijd nog proberen om de dienstdoende arts om te kopen om op de elfde een keizersnee te plannen.

donderdag 17 februari 2011

Verhuizen

Ik moest mijn nieuwe bestuur van de lokale Downgroep gisterenavond slecht nieuws brengen. Ik heb het Daniël z’n juf nog niet eens durven vertellen. Ook de buren weten nog van niets, laat staan dat ik het uitgebreid in Nederland heb rondbazuind. We gaan verhuizen weten we sinds zondag en de schok trilt nog aardig na.

Op vakantie in het prachtige Costa Rica, kreeg Harro een berichtje van zijn baas: ‘hebben jullie er wel eens aan Canada gedacht? Zouden jullie willen uitzoeken wat jullie mogelijkheden daar zijn?’
Nee, aan Canada hadden we nog nooit gedacht, maar we wilden best op onderzoek uit. Gelukkig hadden de hotels in Costa Rica te weinig internet mogelijkheden, zodat we Canada uit ons hoofd moesten zetten en konden genieten van de apen, het regenwoud en de Latijns-Amerikaanse zon.

Eenmaal thuis ging ik op zoek. Canada was als een witte vlek, het zei me niets. In Virigina had ik één Canadese vriendin uit het bedrijfsnetwerk. Ik heb haar tegen de bedrijfsmores in–je praat niet over mogelijke nieuwe banen met collega’s- gebeld. Ze hielp om het enorme land wat kleur te geven.
Contacten met scholen, een uitgebreid telefoontje met iemand van de lokale Downvereniging aldaar deden ons besluiten om positief te reageren naar Harro z’n baas: ‘ja Canada zien we wel zitten, daar zijn goede mogelijkheden voor Daniël.’
Tot vorige week woensdag wachtten we op het bericht dat Canada inderdaad door zou gaan. In mijn hoofd had ik voor iedereen al een wintergaderobe gekocht, had ik me al verheugd om weer in een land te wonen met graden Celsius, grammen en kilometers. We hadden naar huizen gespeurd, al beslist welke scholen we wilden bezoeken.

Woensdag ging de telefoon, Harro: ‘Canada is van de baan. We gaan weg uit Houston, maar waar naar toe is onduidelijk.’
Eindelijk kwam zondag het verlossende bericht, het had blijkbaar even wat tijd gekost om alle poppetjes weer op hun juiste plek te krijgen (als er één een nieuwe baan krijgt, ontstaat er een hele domino).
Van alle mogelijkheden die er in de VS en daarbuiten zijn, gaan we precies terug naar die plek waar we al drie jaar hebben gewoond. Komende zomer verhuizen we naar noord Virginia, terug naar de Washington DC- buitenwijken. Nu nog kijken of we een huis kunnen vinden in onze oude straat.

woensdag 16 februari 2011

Boeken

De kinderboeken duwden elkaar uit de kast in de speelkamer, ze lagen in stapels op de grond en onder de bedden. Alles zat doorelkaar: Engels, Nederlands, peuter, kleuter, AVI, treinen, haaien. Het werd tijd om de bezem erdoor te halen.
Al sorterend onstonden er verschillende stapels. Een stapel met oud en kapot: die boekjes konden weg. Een stapel met grote emotionele waarde, die konden in een bak om te bewaren tot ik kleinkinderen kan voorlezen en een stapel met boeken nog in prima staat, maar de jongens ontgroeid. Wat daar mee te doen?

Eerst maar ‘ns schiften in de twee talen, zodat er twee stapels met een vraagteken ontstonden.
Weggooien kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Ik pakte Kikker vindt een vriendje, die ik zo vaak had voorgelezen, nam Dikkie Dik in mijn handen, tot vervelens toe voorgelezen. Ik bladerde in een boekje van Nijntje en struikelde meteen weer over het kreupelrijm. Ondanks het steeds in allerlei variaties terugkerende ‘oh wat fijn, riep Nijn’, hoort Nijntje bij het Nederlands erfgoed, net als Jip en Janneke, Kikker en Dikkie Dik.
Weggeven leek een beter idee. De Engelse stapel ging naar Simeon z’n school, de baby- en peuterafdeling was er erg blij mij. De Nederlandse stapel keek me wat verwijtend aan: en wij dan?
Gelukkig was er op de Nederlandse koffie die ik in januari organiseerde een zwangere dame met een dochtertje van twee.

Vanmorgen heb ik de doos met Nederlandse boeken bij haar gebracht. Naast Nijntje en Kikker zaten er ook veel boekjes tussen over kleuren, vormen en cijfers. Basisbegrippen die Simeon én Daniël ondertussen kunnen dromen.
Vanavond lees ik voor uit één van de AVI-1 boekjes, die Daniël zelf ook kan lezen. Met een gerust hart, want ergens in Houston geniet een Nederlands meisje opnieuw van De vijf Brandweermannetjes en Wortel en Peentje.

dinsdag 15 februari 2011

Babybedje

‘We gaan morgen met je jongste zus naar de IKEA, babykamers kijken.’ Ik heb m’n vader aan de telefoon en hij doet de mededeling met een zucht. ‘Weet je Sil, ze kan echt nergens anders over praten.’ Ik moet lachen, maar zeg niets. Ik weet nog precies hoe ik zelf was toen ik zwanger was.
Omdat ze toch in de auto zit, op weg van werk naar huis, belt jongste zus een half uurtje later toevallig zelf. ‘Ik zag je op MSN, maar had geen kans om te reageren, dus bel ik je nu maar even.’
We kletsen eerst wat heen en weer. ‘Ga je morgen echt naar de IKEA?’ vraag ik dan.
‘Je hebt papa gesproken’, constateert jongste zus. ‘Ja we gaan, maar dat is meer omdat oma in spé het zo leuk vindt om daar rond te kijken.’
‘De babykamers zijn daar wel basic hoor’, waarschuw ik.
Ze vertelt over haar eerste ervaring in de Prenatal, hoe de hele sfeer, de spullen die te koop zijn en de bijbehorende prijzen haar hadden aangegrepen. ‘Ik ben geloof ik nog niet toe aan de Prenatal, ik ben hard de winkel uitgerend. Wat een industrie.’
Ja, geef ik meteen toe: babies zijn een industrie. Al pratend raak ik er weer helemaal in. Een badje, een bed, maxi-cosi, kinderwagen, box, ik was vergeten hoeveel spullen zo’n baby nodig heeft. ‘En je gebruikt alles maar een paar maanden, heb je geen vriendinnen waar je kunt lenen?’ Ik breng het wat voorzichtig.
En inderdaad, mijn zwager had gereageerd zoals alle aanstaande vaders reageren: ‘ons kind is geen tweedehands kind, we gaan voor nieuwe spullen!’ Gelukkig gaan ze aanstaande vrijdag samen naar de negen maandenbeurs, kunnen ze verder wennen aan het idee dat er een babietje gaat komen.

Dan kijken we vooruit en bespreken de zomervakantie. Jongste zus is eind juli uitgerekend en eigenlijk betekent dat, dat vastligt wanneer wij naar Nederland gaan: ik wil haar nog met een dikke buik zien én m’n neefje of nichtje in mijn armen houden.
Als ze heeft opgehangen -ze was thuis en ging koken, typ ik in de googlebalk op de laptop ‘vakantiespreiding’ en sla de kalender op mijn bureau door naar juli: ons bezoek aan Nederland wordt weer een hele puzzel.
Terwijl ik opzoek welke steden er nu precies onder Noord en Midden vallen, denk ik aan het babybedje dat hier ongebruikt in de garage staat. Ik zou willen dat ik het in de koffer kon stoppen voor jongste zus.

maandag 14 februari 2011

Popjes

Uit de overlevering ken ik het verhaal dat we onderweg naar de Oostenrijkse bergen, na een overnachting in Duitsland, honderden kilometers terug konden rijden omdat mijn knuffel nog in het Duitse hotel lag. Ik was toen een jaar of zes en kon onmogelijk zonder dat beertje slapen.
Ik prees mezelf gelukkig toen Julian en Daniël hun knuffels uit bed gooiden en zonder enige behoefte aan kroelen gingen slapen. Maar met Simeon waren er opeens twee popjes.

Een wit konijntje en een lichtgroen doekje met z’n naam erop; Simeon had zijn keuze als klein babietje snel gemaakt. Een lichte paniek maakte zich van mijn meester: wat als hij er één kwijt zou raken? Het ging hier wel om twéé popjes.
Thuis voerde ik meteen de regel in dat de popjes overdag ook in bed horen en niet in de woonkamer. Zodat we er niet naar hoeven te zoeken ’s avonds. Een regel die nog steeds geldt.
In vliegtuigen, tijdens autoritten en in hotels, waak ik als een gemene herdershond over die twee knuffeltjes. Ik weet nog van vroeger hoe belangrijk ze zijn en dat verhaal over twee keer die Duitse snelweg zit altijd in mijn hoofd.
Het gaat bijna altijd goed, behalve dat ik er met enige regelmaat uit moet ’s nachts. Blijkbaar wordt Simeon toch wakker als er één op de grond is gevallen en komt dan naar mij, zodat ik kan zoeken.

Gisterenavond konden we het groene doekje niet vinden, niet in de speelkamer, niet in z’n bed, niet in onze slaapkamer. ‘Je moet ze op je bed laten liggen’, zei ik bestraffend. ‘Ik heb geen zin meer om te zoeken, ga nu maar met je konijntje slapen.’ Simeon snapte dat het z’n eigen schuld was, hij had er mee door het huis gelopen, ging zonder morren liggen en viel in slaap.
Maar ik zag ‘m ervoor aan om midden in de nacht aan mijn bed te staan, huilend dat hij z’n doekje zo miste. Dus ondernam ik voordat we zelf gingen slapen een laatste zoekactie; mijn nachtrust is me veel waard.
Onder Daniël z’n bed, helemaal in een hoekje, vond ik ’t vodje terug. Opgelucht legde ik ‘m bij Simeon neer die helemaal opgekruld onder de dekens lag. Ik zou rustig kunnen slapen vannacht.

Vanmorgen vóór zes uur stond Simeon aan ons bed –hij is nooit vroeg wakker, acht uur is meer zijn tijd-: ‘mam, kijk, mahám kijhijk, ik heb m’n doekje gevonden, goed hè?’

donderdag 10 februari 2011

Nog meer weer

Na een prachtig weekend is het afgelopen nacht opnieuw gaan vriezen. Dus schoten de Texanen weer in de stress. Als eerste werd de voetbaltraining afgelast. Nu waaide het flink en was het koud, maar toch. Zondag begint de competitie en zoveel heeft Julian nog niet getraind.
Gisterenmiddag kregen we een telefoontje van het schooldistrict, het bestuur waar naast onze school nog 25 lagere scholen, 10 middelscholen en 7 highschools onder vallen. Het was een geautomatiseerd bericht dat zei dat het bestuur de weersverwachtingen nauwlettend in de gaten hield en morgenochtend om half zes een beslissing zou nemen of de scholen opnieuw dicht zouden blijven.
Het had gisteren de hele dag geregend en regen in combinatie met temperaturen onder nul is niet fijn, maar toen het telefoontje kwam om vijf uur, was het net opgehouden. De lucht was aan het opklaren en de verwachting was dat het droog zou blijven.
Ik stond met verbazing naar de telefoon te kijken: hoezo scholen dicht? Ik belde Harro of zijn collega’s al zenuwachtig waren en inderdaad, ook daar werd gespeculeerd over opnieuw bevroren wegen en gesloten bruggen.
Voor de zekerheid keek ik nog even op de website van het district, het stond er echt: er werd over gedacht om de schooldeuren opnieuw op slot te laten. Het moest niet gekker worden in dit rare cowboyland.

Om half zes vanmorgen ging de telefoon; een geautomatiseerd bericht van het schooldistrict. In mijn hoofd hoorde ik al het woord closed, maar tot mijn grote verrassing zei het bericht: ‘school will be on a regular schedule today.’ Moesten ze me daar nu echt wakker voor maken?

woensdag 9 februari 2011

Zwoegen

GCLFEDS, zoals bekend het onuitspreekbaare acroniem van de lokale groep voor ouders van kinderen met Down, zocht in de herfst een nieuwe redacteur voor haar nieuwsbrief.
De voorzitster wist van mijn schrijfactiviteiten en het was een kwestie van tijd voordat ze mij belde om de open plek in te vullen. Het vrijwilliger zijn op school beperk ik tot een minimum: daar zijn moeders zat die van het op school rondlopen hun levenstaak hebben gemaakt. Maar ik kan niet altijd nee zeggen, dus ben ik nu redacteur van de nieuwsbrief voor GCLFEDS. Volgende week moet de eerste brief van dit jaar en de eerste van mijn hand verschijnen en ik zwoeg.

Ik zwoeg op het meest onhandige format waar ik ooit mee heb gewerkt. Ooit heeft iemand een leeg Word bestand op het scherm getoverd en is toen tabellen gaan bouwen. Vervolgens zijn die tabellen twintig keer veranderd en is het originele bestand verdwenen. Werkendeweg probeer ik erachter te komen hoe de tabellen opgebouwd zijn en waarom de koptekst toch iedere keer verdwijnt en dat ene tekstblok zich niet laat vullen. Tot ik zere polsen heb van het klikken op de muis.
Ik zwoeg omdat ik er niet meer aan gewend ben om samen te werken. Ik wil de nieuwsbrief graag met andere sortware maken en dat wil het bestuur ook. Mijn voorstel om er dan maar meteen mee te beginnen, werd professioneel van tafel geveegd: er was meer onderzoek naar meerdere softwarepakketten nodig.
De –nieuwe-voorzitter wil een laatste check voordat de brief uitgaat, in het bestuur zijn er verschillende onuitgesproken meningen over het doel en de inhoud van de nieuwsbrief. Er zijn gegroeide verhoudingen, gegroeide manieren: ‘zo doen we dat’ en ‘dat hebben we al eerder geprobeerd en werkte toen ook niet’. Al dat overleg maakt het stroperig.
Maar het meeste zwoeg ik omdat het in het Engels moet. Ik kom erachter dat leestekens hier anders worden gebruikt, dat het gangbare taalgebruik toch wel erg ambtelijk is en ik de behendigheid mis om er in het Engels iets fraais van te maken, wat me irriteert.

Als ik vol goede moed het monsterlijke bestand opnieuw open en de tekst toch weer doorelkaar op mijn scherm verschijnt, ga ik eerst maar ‘ns koffie zetten.

dinsdag 8 februari 2011

Hete thee

‘Nee, dat doe ik niet’, zei Simeon vrijdag nog, terwijl hij de treinrails langer maakte. Hij was nog in z’n pyjama, de school was dicht vanwege de sneeuw die niet kwam. Ik probeerde hem uit te leggen dat we bezoek zouden krijgen, bezoek uit Virginia van Alex, Julian z’n beste vriendje, en Laura, de mama van Alex. Dat Alex en z’n mama geen Nederlands verstaan en dat we dus thuis Engels zouden praten.
‘Dat is zo gek’, voegde Simeon eraan toe, duidelijk niet van plan om z’n schooltaal thuis te gaan gebruiken.

Zatermiddag komen ze dan eindelijk. Julian heeft z’n nieuwe Pokémonspel voor de Nintendo al uitgeprobeerd, heeft z’n Pokémonboeken klaargelegd en al z’n vieze kleren opgeruimd. De jongens vliegen elkaar om de hals en verdwijnen onmiddellijk naar Julian z’n kamer met de deur op slot.
Laura wil wel thee, ze heeft een luxe bus Chinese thee meegenomen. Ik moet lachen, bedenk me hoe cultuurbepaald zoiets als theedrinken is. Hier in Texas drinkt iedereen of water of ijsthee. Warme thee en dan ook nog in een speciale mix van smaken en geuren uit de speciale theewinkel, dat drinkt hier niemand. Zulke thee hoort in democratische kringen thuis, waar geëmancipeerde vrouwen rondlopen. Laura, ze heeft kunstgeschiedenis gestudeerd, is zo’n vrouw en dus drinken we hete thee.
Het is een enorme verademing. Met de jongens achter de Pokémon, met Simeon en Daniël die eerst nieuwsgierig rond Laura hangen en dan toch maar Buurman en Buurman gaan kijken, ontspannen wij buiten in het zonnetje –het weer heeft zich ruim op tijd hersteld- met ons kopje thee. Zonder dat ik me af hoef te vragen of het verkeerd wordt uitgelegd, kan ik praten over het conservatieve milieu hier, waar de kerk in het middelpunt van het leven staat en Obama de grootste vloek is die ooit had kunnen gebeuren.
Van de thee gaan we over op de wijn. Ze brengt roddels en verhalen over onze oude school, Julian z’n oude voetbalteam en ouders die we nog kennen. We zitten met z’n allen aan de grote tafel, met vis van de barbecue en steak voor de jongens.

Julian is ook ontspannen, hij is zichzelf bij z’n vriendje die hem al sinds Kindergarten kent. Op zondag gaan we naar het Space Center en lunchen we buiten op een terrasje aan Galveston Bay. Omdat wij het zo relaxed vinden, komt ook Simeon langzaam los. ‘Do you want to see my boo-boo?’ vraagt hij uiteindelijk en houdt zijn voet met het bijna onzichtbaar geworden wondje van weken geleden omhoog.

vrijdag 4 februari 2011

Winter?

Geen sneeuw, alleen in het uiterste westen van de stad.
Geen bevoren zwembad; gelukkig maar.
Geen centimeters ijs op straat, alleen een dun laagje op het dek in de tuin.
Geen extreme kou.
Geen glij- en gibberpartijen.
Geen winterpret met handschoenen en sjalen.
Geen hagel.
Geen urendurende neerslag, waarvoor gisteren om twaalf uur al de noodtoestand was afgekondigd.

Maar wel:
Gele palmen, zelfs het kleine beetje vorst was teveel.
Gesloten scholen.
Gesloten bruggen, zodat Harro thuis is.
Gesloten bibliotheek: wat zullen we dan ‘ns doen vandaag?
Gesloten postkantoren.
Gesloten ziekenhuizen, behalve de ER.
Gesloten binnenzwembaden, want je weet maar nooit met het verkeer.
Gesloten voetbalvelden: te koud om te trainen.
Rijen voor de kassa’s gisteren omdat mensen gingen hamersteren.
Veel plezier om die gekke Texanen die geen idee hebben wat winter is.

donderdag 3 februari 2011

Petitie

Ik zit al de hele morgen in een discussie over bezuinigingen die het Nederlandse kabinet voorstelt. Gisteren haalde ik mijn schouders er nog over op: ik heb er tenslotte niets mee te maken, en ging over op de orde van de dag. Zouden de palmen in onze tuin een tweede nacht met vorst overleven?
Maar vandaag stroomt mijn inbox echt over met de meest schrijnende getallen en voorstellen die het onderwijs in Nederland diep gaan raken, zodat ik me toch begin op te winden. Ik lees, klik op de volgende link en lees verder. Ik zoek kontakt met een LinkedIn-groep over Passend Onderwijs en meng me in de discussie. Dit zijn bezuinigingen die alle ouders aangaan.

Waar gaat het om? Het kabinet stelt voor om 300 miljoen te bezuinigen op Passend Onderwijs. Passend Onderwijs is de beleidsterm voor het idee dat alle kinderen samen naar school zouden moeten kunnen: ook al heb je een handicap, heb je moeite om je gedrag in het gareel te houden, of ben je te slim.
300 Miljoen betekent dat er 5000 arbeidsplaatsen gaan verdwijnen: overal zullen ambulant begeleiders en intern begeleiders worden wegbezuinigd. Misschien heb je nog nooit met hen kennisgemaakt, maar zij zijn de mensen die leerkrachten op reguliere scholen bijstaan met advies en hulp bij het lesgeven aan zorgleerlingen. Zodat de leerkracht voldoende tijd en energie overhoudt om ook zijn gewone leerlingen de aandacht te geven die ze nodig hebben.
Bovendien betekenen de bezuinigingen een kaalslag in het speciaal onderwijs, waardoor er meer leerlingen in het reguliere onderwijs zullen blijven. Waar, inderdaad, minder tijd, aandacht en kennis is om hen goed te begeleiden. Ik hoef vast geen plaatje te schetsen van hoe een toekomstige klas eruit kan gaan zien.
Ik was het meest geraakt door de maatregel dat de 1000 leerlingen met een verstandelijke beperking (veelal met het syndroom van Down) die nu in groep drie of hoger zitten en het met een rugzakje prima doen, extra zwaar worden getroffen. Hun rugzakje wordt 50% kleiner. Wat gaat er van hen terecht komen?

Ik ben ondertussen Amerikaans genoeg om te beamen bezuinigingen ook altijd kansen bieden. Kansen om andere geldbronnen aan te spreken, kansen op nauwere samenwerking omdat je wel moet, kansen voor particuliere initiatieven. Maar zelfs Amerikanen bezuinigingen niet zo drastisch op het onderwijs: onderwijs is niet alleen een recht; het is noodzakelijk om als samenleving een toekomst te hebben.
Dus heb ik de petitie ‘Nee tegen de bezuinigingen en Ja tegen Passend Onderwijs’ ondertekend. En jij? www.poraad.nl

woensdag 2 februari 2011

Kou

Koning Winter regeert in Amerika en doet dat met strakke hand. Bijna het hele land –van New Mexico tot Maine, wist de krant te melden- is bedekt met een dikke laag sneeuw zodat het vliegverkeer een chaos is, op veel plekken de elektriciteit is uitgevallen en honderdmiljoen mensen last hebben van de extreme kou. Zelfs Texas is in de ban van sneeuw en ijs, we krijgen het onderste staartje kou mee.

Dus krijg ik een email van ons schooldistrict: ‘op dit moment zijn de scholen gewoon open. Clear Creek ISD houdt de weeromstandigheden nauwlettend in de gaten. Clear Creek ISD zal ouders informeren over nieuwe ontwikkelingen.’
Een vriendin uit Virginia die aanstaand weekend op bezoek komt samen met haar zoon en beste vriend van Julian, stuurde gisterenavond al een bericht. ‘We volgen het extreme koude weer bij jullie. Ik hoop dat alles oké is, dat jullie electriciteit hebben en geen kapotte leidingen. Als het echt een puinhoop is, en het beter uitkomt als we een andere keer komen, snappen we dat’, schreef ze bezorgd.
Mijn bestuursvergadering van aanstaande donderdag is uit voorzorg afgelast, overal zijn tropische planten bedekt met lakens.

Is het echt zo erg? Nou, nee. Het heeft wat gevroren vannacht en dat doet het komende nacht weer. Voor vrijdagochtend wordt sneeuw en ijzel voorspeld; maar het is nu pas woensdag...
Toch ontkomen ook wij er niet aan dat we het extreem koud vinden. Ik zoek winterjassen en krijg van Simeon commentaar als ik hem aankleed. ‘Wat is dat nou weer, het kriebelt’, moppert hij als ik het kledingstuk over zijn hoofd heb getrokken.
‘Dat is een hemd Siem, het is koud buiten en dan is het fijn om een hemd aan te hebben.’

dinsdag 1 februari 2011

Hoogtestage

Julian sprong gisteren door het huis. Meestal is hij niet zo outgoing, maar gisteren kwam hij zingend uit school, deed zingend zijn huiswerk, ging vrolijk naar de voetbal, meestal moeten we hem er naar toe sleuren en kwam vol verhalen terug. Ik vond het verdacht, wat was er met hem?

Op vrijdag vlogen Harro en Julian naar de Rocky Mountains voor een ski-weekend. Van Houston, dat op zeeniveau ligt, gingen ze in twee uur naar 2900 meter hoogte, waar het hotel zich op bevond. De hoogste lift van het skigebied bracht de heren naar 3750 meter. Harro had, onder het mom van hoe haal je het meeste uit je weekend, voor vrijdagmiddag een ski-les geregeld, zodat ze daarna samen anderhalve dag konden skieën. Het ging vrijdagmiddag meteen al mis; hoe naief kan je zijn?
Want het hoogteverschil was veel meer dan Julian z’n lichaam kon verwerken. Doodmoe hebben ze één afdaling gemaakt vrijdagmiddag, de rest van de middag is verslapen en de skiles verzet naar zaterdagochtend.
Julian was dapper op zaterdag, maar ook toen had hij last van de hoogte. Hoesten, blubberbenen, koud; hij heeft van het weekend genoten, maar het viel niet mee. ‘Ik moest al huilen omdat ik mijn handschoenen niet goed aankreeg. En door het huilen kreeg ik nog minder lucht.’ Met zijn hoofd gebogen over de kaart met alle afdalingen deed hij vanmorgen z’n verhaal.
‘Zondag wilden we helemaal zo naar beneden, maar ik was zo moe, dat we hier een short cut hebben genomen’, vertelde hij wijzend op de plek waar het echt niet meer ging.

Toen ze zondagavond weer thuis waren, zag Julian wit met wallen onder z’n ogen. Hij had in het vliegtuig geslapen. Er kwamen geen verhalen, hij kroop meteen weer zijn bed in. ‘Misschien heeft hij iets onder de leden, als hij morgen nog zo is, moet hij maar thuis blijven’, zei ik ongerust. Want als je het hele weekend heb geskied, mag je best enthousiast terugkomen.
Maandagochtend werd hij, tot onze verrassing, opgewekt wakker. Hij stond ruim op tijd klaar om naar school te gaan, had zelf z’n spullen bij elkaar gezocht.
Pas ’s avonds na de voetbal begon het me te dagen, vooral omdat Harro uit z’n werk ook al zo’n wakkere, uitgeruste indruk maakte. Ze hadden alletwee veel te veel witte bloedlichaampjes in hun lichaam voor een leven op zeeniveau; ze waren lichtelijk high. Alsof ze een hoogtestage hadden gedaan.