maandag 11 april 2011

Doodop


We hadden boekjes over ziekenhuizen gelezen en Daniël had zelf z’n pyjama uitgekozen. Opgewekt stapte hij donderdagochtend in de auto, hij ging naar het ziekenhuis en niet naar school.
Via de verkeerde parkeergarage, verschillende liften en een loopbrug, kwamen we bij een balie uit waar Daniël op de lijst bleek te staan. Ik haalde opgelucht adem, ik had de eerste etappe overleefd en dacht even dat het allemaal soepel zou lopen in dit kinderziekenhuis dat zo goed bekend staat.

Met verschillende tussenstops voor controles, ‘nee, hij is nergens allergisch voor‘ en ‘ja, hij was volgroeid toen hij werd geboren’ en een gesprekje over het gaatje in z’n hart, ‘nee, er zijn geen plannen om er iets aan te doen’, kwamen we uiteindelijk in de pre-operatieruimte.
Overal liep personeel, het duizelde me. Assistentes van assistentes kwamen mij een hand geven, zodat ik geen idee meer had wie nu de echte anesthesist was. Daniël wist ondertussen niet meer welk fietsje hij als eerste zou kiezen om een rondje op te rijden en welke puzzel hij wilde doen. De overdaad aan speelgoed verried de vele donaties die dit ziekenhuis jaarlijks ontvangt.
Toen het zijn tijd was, mocht Daniël in een kar zitten en met een iPad op schoot -echt waar, met Toy Story 3 erop-ging hij richting de operatiekamer. Hij had niet eens tijd meer om te zwaaien. Laat staan dat hij begreep wat er ging gebeuren.

De operatie verliep prima; ik kreeg een ziek kind terug met een enorme zere keel. De verpleegster op de recovery kletste vooral over Amsterdam. Na een half uurtje mochten we naar de afdeling op de elfde verdieping.
‘s Avonds om kwart voor acht kwam de dienstdoende verpleegster z’n temperatuur en bloeddruk meten. Daniël was doodop en bijna in slaap. Hij lag slap in mijn armen en wilde helemaal niets meer. Teveel indrukken en teveel verschillende gezichten, hij liet me de hele nacht niet meer los.
De verpleegster kwam doodleuk om negen uur terug met de mededeling dat het tijd was voor z’n antibiotica én oordruppels. Op mijn nijdige vraag waarom dat niet om kwart voor acht had gekund, kwam een vaag antwoord over schema’s.
Vervolgens kwam er om twaalf uur iemand om naar z’n hart te luisteren en kwam de verpleegster om één uur vragen of hij nog geplast had. Om half drie werd Daan huilend wakker en vroeg ik me af wanneer hij voor de laatste keer pijnstillers had gekregen. Het medicijnenboekje dat ik zo goed bedoeld had gekregen, was niet ingevuld.
De volgende morgen was er om negen uur geen antibiotica, -miscommunicatie met de apotheek- en moest ik de verpleegster eraan herinneren dat Daan nog oordruppels moest.

Doodop van het gebrek aan slaap, het meedenken en het beschermen van Daan z’n belangen was ik helemaal klaar om naar huis te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten