zaterdag 30 juli 2011

Internet

Het vakantiehuisje waar we de afgelopen twee jaar in bivakkeerden tijdens onze Nederlandse weken, was heel klein -de badkamer in ons huis in Houston was groter dan de woonkamer mét keuken daar-, het had geen wasmachine en geen uitzicht.
Niet zo gek dus dat we dit jaar op zoek gingen naar iets anders. We vonden het ‘Kwetternest’, een huisje op een bungalowpark aan het water. Drie keer zo groot en -heel belangrijk- met veel opbergruimte. Zodat de koffers niet vijf weken in de weg staan.
Het Kwetternest kijkt uit over het water, voor de deur liggen een valk en een motorbootje waar we mee naar het centrum van Woudsend varen. Ideaal huisje zou je zeggen, zeker in vergelijking met veel beter dan het kleine huisje van vorig jaar.

In plaats van dat wij overal naar toe rijden, komen vrienden bij ons op bezoek. We gaan op het Heegermeer zeilen met z’n allen en weer terug zakken onderuit op de bank in de tuin met een glas rosé, terwijl de kinderen op de surfplank peddelen en het motorbootje rondsturen. Als ze uitgevaren zijn, voetballen ze op het veldje naast het huis. Totdat we ze roepen dat de barbecue heet is en het vlees bijna gaar.

Maar als de vrienden weer op huis aan gaan, kijken wij zorgelijk naar ons to-dolijstje. De makelaar een email sturen over ons onverkochte huis in Houston, geld overmaken naar de Nederlandse rekening die we nu weer volop in gebruik hebben, de website van de New York Times checken, omdat de krant blijkbaar toch nog op de oprit ligt in Virginia, dat gaat allemaal niet. Want het huisje heeft geen internet.
Onze eerste gedachte was: we hebben vakantie, dus we hoeven niet online te zijn. Laten we ervan genieten. Maar dat blijkt niet te werken. Ik word onrustig, omdat ik mijn email niet kan checken, niet weet wat Twitter voor nieuws brengt. Iedere ochtend drinken we koffie bij m’n zus op het terras met onze ogen op een scherm gericht. We hebben ondertussen toegang tot háár wifi en zijn eigenlijk niet zo gezellig.

Dan hakken we de knoop door en kopen een simkaart voor prepaid internet bij de KPN met een dongel. Het kost twee telefoontjes naar de KPN-klantenservice -waar ik overigens heel goed geholpen wordt- om de dongel te laten communiceren met de MacBook, maar dan gaat opeens het lampje branden. We zijn weer bereikbaar en werken ontspannen ons lijstje af. Eindelijk kan de vakantie beginnen.

dinsdag 26 juli 2011

Het weer

‘Het is onbewolkt in Virginia en 33 graden’, leest Harro van zijn iPhone. Het is zondag, we zitten in ons vakantiehuisje, met alle deuren en ramen dicht. Ik kijk mistroostig naar buiten, waar de regen ondertussen horizontaal langskomt.
‘Volgens de buienradar zou het zou om twee uur droger moeten worden‘, voegt Harro er optimistisch aan toe.
Afgelopen week gingen we iedere ochtend koffiedrinken bij m’n zus met de boot. We hebben Julian leren sturen en genoten van het idee op het water te zijn. Vanmorgen stapten we in de auto en legden de boot met een extra lijn vast vanwege de wind.
Simeon moest een lange broek aan het heeft gekrijst. We hebben de open haard in ons huisje aangemaakt en drinken warme chocolademelk.

Na de lunch heb ik afgesproken dat Simeon bij z’n neefje gaat spelen. Het vooruitzicht dat het om twee uur droger wordt, maakt me overmoedig. ‘Kom Simeon, doe je nieuwe jas en je laarzen aan, we gaan op de fiets.’
‘Mag ik dan achterop?’
‘Ja, je mag achterop, kom we gaan.’
Ik stuur de fiets uit het schuurtje, trek de rits van mijn jas tot boven toe dicht en zet mijn capuchon op. ‘Netjes je voeten in de steunen houden’, waarschuw ik Simeon, die volgens mij nog nooit achterop een fiets heeft gezeten.
Uitgezwaaid door de andere mannen, kijk ik niet omhoog naar de in en in grijze lucht, maar ga op weg. Ik ploeg tegen de wind in, voel m’n broek steeds natter worden -met m’n zeilbroek op de fiets leek me niet zo’n goed idee- en ben opgelucht als we de bocht om moeten en we de wind in de rug hebben.
Ik neem me voor om uitgebreid thee te drinken bij m’n zus. Dan is het vast gestopt met regenen en de wind gaat ook vast liggen, denk ik hoopvol. Met natte haren zet ik de fiets bij het huis van zus op slot, haal een bibberende Simeon uit het stoeltje en druk op de bel.
Nog vier weken en dan mogen we weer terug naar de Amerikaanse hitte.

woensdag 20 juli 2011

Trein

Ik parkeer de auto en stap het station van Heerenveen op. Ik probeer me te oriënteren, zoek het loket om een kaartje te kopen. Maar dat loket is natuurlijk allang verdwenen, om plaats te maken voor de AH To Go. Ik loop naar de kaartjesautomaat en druk met goed geluk op de juiste knoppen. Ik knik tevreden als er na mijn eerste poging een retourtje Amersfoort uit rolt.
Ergens in een hoekje tussen de reclameborden, vind ik een vertrekstaat. Ik tuur erop, maar eigenlijk weet ik wel dat ik op spoor twee moet zijn en dat de trein rond het hele uur gaat. Zoveel zal er toch niet veranderd zijn.

Als ik het perron op loop, nemen mijn herinningen het heft in handen en werpen me met een smak terug in de tijd. Ik ben weer het kleine meisje, net op de middelbare school, dat met een weekendtas op hetzelfde perron staat. Samen met m’n jongere zusje mag ik zonder begeleiding met de trein naar Amsterdam, voor het weekendbezoek aan onze vader. Ik voel me weer zenuwachtig, het treinkaartje zo stevig in mijn hand gedrukt, dat het vochtig wordt.
Als ik met mijn ogen knipper, ben ik de kauwgom kauwende student, die op zondagavond op het perron staat. Met een grote tas met schone was tussen mijn benen, speur ik het perron af of die ene leuke jongen misschien wel dezelfde trein neemt. Mama, naast me, wil graag uitgebreid afscheid nemen, maar ik ben in mijn hoofd al terug in Wageningen en heb niet veel aandacht meer.

De trein rolt het station binnen, toch blijf ik in het verleden hangen. Automatisch loop ik tegen de richting van de afremmende trein in, voorbij de eerste klas en de drukke coupés.
Ik zoek een plekje, gelukkig zijn er nog twee stoelen naast elkaar vrij. De trein trekt op en ik haal mijn laptop uit de tas.
Voor mij op het scherm begint het internet-icoontje vrolijk te knipperen. Wantrouwig open ik Safari en klik op Facebook, het zal toch niet…
Maar het zal wel: de NS biedt gratis internet, wat een verrassing! Terwijl ik lees wat mijn Houstonse Facebookvrienden aan het doen zijn, ben ik weer helemaal terug in 2011.

maandag 18 juli 2011

We zijn er

We hebben vanmorgen regenjassen en regenbroeken gekocht, ook voor de jongens.
We hebben vooral al tegen de wind in gefietst.
We hebben voordat we konden fietsen, eerst een band geplakt.
We hebben windmolens bewonderd.
We hebben al een klein stukje in de valk op het Friese water gezeild.
We moesten eerst de boot schrobben om alle verwaaide bladeren weg te krijgen.
We hebben al uitgevonden hoe de verwarming werkt in ons vakantiehuisje.
We deden boodschappen: beschuit, kaas, vlokken, hagelslag, limonade, dubbelvla.
We gingen met 130 km/per uur over de Afsluitdijk.
We storen ons aan de slechte ontvangst van tv en internet vanwege de verbrandde masten.
We gingen lunchen: friet met mayonaise, we moesten om de ketchup vragen.
We hebben extra sokken gekocht voor all koude voeten.
We kozen -heel vaderlandslievend- voor KPN in plaats van Vodafone; ons mobiele internet doet het nog steeds niet.
We hebben genoten van Haarlem en het idee dat we lopend van de ene winkel naar de andere konden.
We hebben met de fiets op het schoolplein gestaan om ‘t Friese nichtje op te halen.
We hebben met open ramen geslapen.
We hebben al even TV gekeken en weten dat Zomergasten aanstaande zondag begint.

Kortom: we genieten weer van Nederland na een jaar afwezigheid.

donderdag 14 juli 2011

Weer inpakken

Het is achteraf een onzinnig plan om anderhalve week na aankomst in Virginia, naar Nederland te vliegen. Niet alleen praktisch, de koffers hebben net hun plek in de kelderkast gevonden en er staan ook nog steeds verhuisdozen, maar ook emotioneel.

‘Kom je donderdag ook lunchen’, vraagt de Canadese vriendin. ‘Er komen twee andere vriendinnen die jij nog kent.’
Nou nee, dat gaat niet.
Ik heb een Britse vriendin aan de telefoon, die ik nog ken uit zowel onze eerste tijd in Virginia, als uit Houston. In onze eerste jaar daar, woonden ze bij ons in de wijk. Ze is de afgelopen maanden erg ziek geweest en we willen elkaar graag weer boven een kop thee spreken in plaats van over de telefoon.
‘Dan wordt het augustus’, concluderen we.

Julian heeft ook niet zo’n zin om weer afscheid te nemen en Simeon gilt dat hij wil dat Christopher komt spelen.
‘Waarom zijn we zo kort in Virginia?’ vraagt Julian.
‘Omdat jij zo graag aan de laatste zwemwedstrijd mee wilde doen, konden we niet eerder verhuizen en we kunnen niet later naar Nederland want mama d’r zus is zwanger en straks missen we de geboorte van je nieuwe neef of nicht.’ Het lukt me aardig om anderen de schuld te geven van dit te strakke tijdschema.
‘Het is niet erg, het is alleen nu een beetje lastig. Maar we zien iedereen in augustus weer, oké?’ voeg ik er snel aan toe, voordat Julian zichzelf verwijten gaat maken.

We vliegen vanmiddag, ik ga nu verder met pakken. Hopelijk komen de opladers van de fototoestellen nog tevoorschijn en past er een extra lange broek in de koffer, gezien de herfst in Nederland.
We kijken er naar uit om iedereen weer te zien en echt bij te praten. Maar het meest kijk ik uit naar die eerste cappuccino bij m’n zus op het terras: het espresso apparaat is niet meer uit de dozen gekomen.

dinsdag 12 juli 2011

Uithuizig

De afgelopen twee jaar heb ik me meer dan eens druk gemaakt over Julian z’n vriendschappen. Voor zijn eerste Texaanse verjaardag kwamen vier jongens op zijn feestje, twee hadden afgezegd en meer dan zes wist Julian echt niet te bedenken.
Het tweede jaar in groep vijf ging beter, maar toch. Er woonden geen vriendjes zo dicht in de buurt dat hij er even naar toe kon lopen, laat staan dat er jongens bij ons aanbelden om te vragen of hij kwam spelen.
Al z’n speelafspraken vroegen om communicatie tussen de ouders (lees: moeders), niet echt handig als je tien bent. Bovendien kende ik niet alle moeders even goed en leverden de culturele verschillen wel eens miscommunicatie op.
Al met al zoveel gedoe, dat ik het niet meer op kon brengen om voor Simeon en Daniël dezelfde acties te beginnen. Ook al knaagde het aan me dat ze zo op elkaar aangewezen waren om te spelen.

Een week zijn we nu in Virginia. Afgelopen donderdag nodigde een Canadese vriendin ons uit om te komen zwemmen in haar buurtzwembad. We plonsden lekker in het rond en spoelden het verhuisstof van ons af.
We waren nog geen vijf minuten thuis van dit zwemfeestje of de buurjongen stond aan de deur: ‘heeft Julian zin om mee te gaan naar Chuck E. Cheese?’ Natuurlijk, Julian wilde graag mee naar deze afzichtelijke kinderspeelhal waar je ook nog pizza kunt eten.
Zaterdagmiddag stond dezelfde buurjongen er weer: ‘heeft Julian zin om mee te gaan naar het zwembad?’ Een vraag die Julian in verwarring bracht, want hij had net naar een ander vriendje gebeld om te vragen of hij kwam spelen. Julian wist even niet hoe dit luxe-probleem op te lossen, zoiets had hij nog nooit bij de hand gehad.
Gelukkig wilde het andere vriendje ook wel op zondag komen (en maandag…).

De Canadese vriendin heeft een zoontje van Simeon z’n leeftijd. ‘Denk je dat Simeon het leuk zou vinden om bij ons te komen spelen?’ vroeg ze gisteren.
‘Ik heb eigenlijk geen idee of hij dat durft’, reageerde ik. ‘Maar laten we het proberen.’ Simeon lijkt altijd wel stoer, maar kan ook heel verlegen achter mijn benen wegkruipen.
Tegen mijn verwachting in zat Simeon vanmorgen stralend buiten op het stoepje te wachten tot hij opgehaald werd: ‘ik ga bij Christopher spelen.’ Blij stapte hij in de auto, er helemaal vol van dat hij zonder mij én zonder Daniël op stap mocht.

Opeens heb ik uithuizige kinderen, die gretig sociale contacten leggen en huppelend weer terug komen. Ik geniet ervan, vooral omdat het zo vanzelf gaat.

maandag 11 juli 2011

Heel echt

‘Zojuist de toezegging gekregen dat de Atheneumboekhandel in Haarlem de presentatie wil organiseren op 17 september’, bericht de uitgever van mijn boek in een email.
Tussen alle berichten die mijn inbox deze dagen laten overstromen over verhuisdozen die opgehaald moeten worden, spullen die we kwijt zijn (niet alleen het espresso apparaat, maar ook Daniël z’n bureautje), discussies over ons huis in Houston dat nog steeds te koop staat, doet dit bericht mijn bloed opeens sneller stromen.
Ik staar ernaar en dan dringt het tot me door: ik ga echt een boek uitgeven.

Het is niet meer een droom of een leuk idee, nee het is echt. Er is zelfs een boekhandel die graag de presentatie op zich wil nemen. Ik voel opeens de druk. Zijn mijn verhalen wel leuk genoeg voor zo’n echte presentatie? Zijn er wel mensen geïnteresseerd, zijn er wel mensen die het willen kopen?
Het is niet alleen heel echt, het komt ook heel dichtbij, bedenk ik me als ik niet kan slapen en lig te woelen. Wie ga ik allemaal een uitnodiging sturen? Zou de uitgever een persbericht maken? Er moet nodig een publiciteitsplan komen, de nieuwe website is ook nog niet af, en belangrijker: ik heb mijn verhalen nog niet in een proefdruk terug gezien.
Als het ochtend is probeer ik niet in de stress te schieten en ondoordachte dingen te doen. Ik leg het boek naast me neer en verder te gaan met uitpakken, zonder proefdruk kan ik nog niets.

Twee dagen later is er weer een bericht van de uitgever, ik had de email bijna gemist tussen emails van mijn zussen over ons aanstaande bezoek aan Nederland - ja ik wil graag beddengoed en handdoeken en fijn dat je fietsen hebt geregeld. Het bericht van de uitgever bevat de opgemaakte PDF. Al mijn verhalen zijn geredigeerd en in het gelid gezet.
Nu laat ik toch echt de verhuizing uit mijn handen vallen. Ik ga zitten en kruip in mijn boek. Wik en weeg de veranderingen die zijn doorgevoerd, haal mijn versie erbij om te kijken wat ik beter vind.
Her en der ontdek ik nog wat foutjes, maar ik ben zeer tevreden, de verhalen zijn (nog) beter geworden. Als ik akkoord ga, gaan ze een proefboek laten maken.

Nu alleen dat publiciteitsplan nog en de website en...

zaterdag 9 juli 2011

Ball game

‘Take me out to the ball game, take met out to the crowd’, gaat het refrein van een oud liedje dat vandaag de dag nog steeds gezongen wordt in een baseballstadion, leerde ik vrijdagavond. De baas van Harro had zijn medewerkers met hun gezinnen uitgenodigd in de box van het bedrijf om the Nationals, het team van de hoofdstad, in actie te zien. Dus reden we in de file Washington DC in.

Het was heerlijk om al na vijftien km midden in de stad te zijn, in plaats van eerst lange kilometers te moeten maken over een grijze I45 met eindeloze stripmalls aan beide kanten van de snelweg voordat het centrum in zicht komt.
In plaats van een skyline met alleen maar wolkenkrabbers, zagen we de naald van het Nationaal Monument verschijnen, net als de koepel van het Capitool en reden we tussen relatief oude gebouwen door. We namen de weg langs de Potomac, tussen hoge groene hoge bomen door met prachtige doorkijkjes over de rivier.

In het stadion liepen we naar de skybox, waar het eten klaar stond en bier en wijn in de koelkast lagen. De jongens gingen buiten in de luxe stoelen zitten, de wedstrijd was al begonnen, en wij schudden binnen handen en namen wat te drinken.
‘Wil je kip Daan? Willen jullie popcorn en een hotdog?’ Ik voorzag de boys van echt baseball-eten en daarna rustig een praatje maken met Harro z’n baas.
‘Ja, de verhuizing gaat dit keer niet vanzelf, het is een zooitje’, gaf ik meteen toe. Harro had al verteld dat ik niet zo blij was geweest de afgelopen week.

Al kletsend keken we met een schuin oog naar de wedstrijd, die eeuwig duurde en waar niets gebeurde, en namen nog maar een handje popcorn en chips.
Er werd in twee inningen van de negen gescoord, met één homerun voor de Nationals. Verder veel wijdballen en foutslagen, waardoor het spel niet eens op gang kwam en de sfeer in het enorme stadion niet sprankelend wilde worden.

Toch hadden we een leuke avond, tussen aardige mensen, die toegaven dat ze ook niet voor hun plezier in Houston hadden gewoond. Op de terugweg, staarde ik over de Potomac naar de verlichte gebouwen die Washington zo kenmerken.

Texas lijkt al heel ver weg.

donderdag 7 juli 2011

Koffie

‘Wilt u nog koffie, of kan ik het koffiezetapparaat inpakken?’ Een van de drie inpakkers kijkt me vriendelijk aan en wijst naar de espresso machine.
Voordat ik kan antwoorden reageert ze al, ik kijk waarschijnlijk moeilijk genoeg. ‘Het kan ook morgen hoor, kunt u morgenochtend nog een kop zetten.’
Het is woensdag, de verhuizing is begonnen. De keuken is al half leeg en ook boven in de speelkamer verschijnen steeds meer dozen. Ik geniet van mijn cappuccino en geef uitleg over hoe ik de kleren ingepakt wil hebben.
De volgende ochtend staat de espressomachine, samen met mijn grote mok en een lepel, eenzaam in een lege keuken. Ik zet nog één keer koffie en dan staat de inpakster klaar met een lege doos.

Vrijdagochtend staan er sjouwers voor de deur. Ze zullen de hele dag -in de hitte- alle dozen en al het meubilair de vrachtwagen in dragen. Raul, de chauffeur is een oude bekende van de vorige verhuizing en omdat hij ook graag koffie wil, rijdt Harro naar de Starbucks.
Zaterdag, zondag en maandag ontbijten we met slappe koffie in het hotel. Naast een kleffe bagel en wat gezoet fruit. In het vliegtuig krijgen we alleen een zakje chips. Ik neem er water bij, durf koffie in het vliegtuig niet aan.
Dinsdagochtend parkeert Raul z’n enorme truck voor onze nieuwe huis en komt een andere sjouwploeg opdagen om al onze spullen naar binnen te dragen. We drinken koffie van Harro z’n simpele koffiezetter.

Al snel staat de keuken vol met dozen. Enthousiast gaan we aan de slag. Pannen, borden, kopjes, bestek, glazen, ik probeer alles een plek te geven in de keuken die een stuk kleiner is. Ik prop mijn voorraad spaghetti, potten tomatensaus, grote flessen appelsap en kruidenvoorraad in een hele kleine voorraadkast.
Lisette en ik werken gestaag door, langzaam slinkt de enorme berg dozen waar kitchen op staat. Ik vink af in mijn hoofd: de friteuse, de vispan, de ovenschalen, de mixer. Bij elke lege doos die we naar buiten gooien begin ik ongeruster te worden.
‘Alleen deze twee grote dozen nog’, meldt Lisette diep in de middag. Ik snij ze verwachtingsvol open en haal het beschermende papier eruit. Zou het espressoapparaat dan in deze doos zitten?

Het is nu donderdag. We hebben al gekookt, afgewassen, en de keuken is opgeruimd. Mijn cappucino-mok staat zielig op het aanrecht, naast de melkbeker en de Illy-koffie. Ook in de dozen waar woonkamer op stond, zat geen espressomaker. Ik hoop dat er in de garage een verkeerde doos staat, maar vrees het ergste.