vrijdag 9 maart 2012

Lettergreep

Kreunend en steunend zit Julian boven z'n huiswerk, opgegeven door meester Pascal. Het onderdeel begrijpend lezen, heeft een tekst over, hoe kan het ook anders, lawines. 'Dat kan ik echt niet, het is veel te veel!' Boos bladert hij door de vier pagina's met vragen.
'Dan begin je met de twee bladzijden spelling, maar je moet het wel alleen doen, ik heb een telefonische afspraak.' Ik zeg er maar niet bij dat dat een belafspraak is met z'n nieuwe school in Nederland; hij wil niet dat we over de verhuizing praten.
'Nederlands is de stomste taal, ooit', hoor ik hem verder mopperen als ik Skype open.

Elke zaterdagochtend gaan de jongens trouw naar de Nederlandse school. Simeon en Daniel kijken er iedere week naar uit, Julian vindt het oké. 'Het is dat we gaan voetballen in de pauze en meester Pascal laat altijd leuke filmpjes zien, maar verder...'
Ik snap dat wel, een taal leren die je niet natuurlijk aan komt waaien, is ook lastig.
Op onze vraag waarom Julian z'n Cito-toets relatief slecht had gemaakt, antwoordde meester Pascal: 'groep zeven is moeilijk, opeens komen er allerlei regels om de hoek kijken en moeten ze werkwoorden gaan vervoegen.'

Als ik uitgebeld ben, ga ik even kijken wat Julian van z'n spellingsoefeningen heeft gebakken. Ik spiek over zijn schouder en inderdaad: werkwoordsvervoegingen.
'De verleden tijd van zingen is niet zangen', probeer ik voorzichtig. 'De zanger zingt vandaag en hij zong gisteren.'
Julian gromt en verbetert zangen met nijdig gekras. 'En wat is dan de verleden tijd van blijven?'
Ik probeer het hem zelf te laten bedenken, het is een werkwoord dat hij vaak genoeg goed gebruikt. 'Inderdaad, bleef', knik ik. Julian schrijft het braaf op en aarzelt bij de volgende kolom waar hij de wij-vorm in moet vullen. Hij schrijft: 'bleeven'.
'Denk 'ns na, het is ble-ven' zeg ik met nadruk op de lettergrepen.
Julian gromt harder en krast een e weg.
Ook de werkwoorden stuiven, rijden, wrijven en genezen, leveren dezelfde problemen op. We knippen ze allemaal in stukjes, maar Julian blijft dubbele klinkers schrijven en klaagt. 'Ik snap er niets van.'
Ik leg opnieuw uit dat er maar één klinker komt aan het einde van de lettergreep en haal het verschil tussen bakken en maken er maar weer 'ns bij.

Julian knikt uiteindelijk: 'ik snap het nu'.
'Mooi, dan kan je door naar de volgende.'
De tweede oefening begint met het werkwoord draven. Ik zeg voor dat de paarden gisteren door de wei draafden. Julian zucht en schrijft: 'drafden'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten