maandag 31 januari 2011

Vergaderen


Het voelde afgelopen zaterdag onwennig, ik merkte dat ik de routine helemaal kwijt was. We begonnen met een ice breaker en toen een brainstormsessie. Pas halverwege de discussie over de brainstormpunten voelde ik me weer op mijn gemak en kon ik een inbreng leveren.
Het bestuur van de lokale organisatie voor ouders van kinderen met Down, Greater Clear Lake Families Exploring Down syndrome geheten, leidend tot het onmogelijke acroniem GCLFEDS, hield afgelopen zaterdagochtend haar planningsvergadering voor het jaar 2011. Omdat ik sinds begin dit jaar de redacteur van de nieuwsbrief ben, mocht ik ook komen.

Zoals dat hier gaat, zaten we in een zaaltje bij de kerk. Officieel was het zaaltje de ‘men’s praying room’, maar nu stond het vol laptops, brownies, koffie en liepen er voornamelijk vrouwen in en uit. Het bestuur is sinds kort één man rijk die zich vast wat eenzaam voelde tussen al die vrouwen met hun vrouwenbesoignes: ‘De brownies zijn lowfat hoor en er zit geen suiker over het fruit.’
Tijdens de ice breaker of opwarmer deelden we onze favoriete quotes met elkaar. Gelukkig had er niemand een quote uit de bijbel genomen. De brainstormsessie ging over onze wensen voor de organisatie in 2011. De rest van de ochtend besteedden we aan het uitwerken en concreet maken van deze wensen.

In mijn vorige leven als ambtenaar op het Ministerie, had ik bijna wekelijks zulke sessies. Altijd was er wel een project op te starten, af te ronden of vlot te trekken. Geroutineerd stopte ik mijn wensen in de brainstormsessie, zorgde ik ervoor dat ik mijn argumenten op een rij had en dacht altijd mee met de wensen van anderen om goodwill te kweken.
Net op tijd dacht ik afgelopen zaterdag aan deze routines en begon vragen te stellen, suggesties aan te dragen. Toen eindelijk de vernieuwing van de nieuwsbrief, mijn eigen punt, aan de beurt was, vond iedereen dat een goed idee en kreeg ik het budget toegezegd om nieuwe software aan te schaffen.
Mijn andere punt, om de naam van de organisatie te vervangen tot iets wat wel uitspreekbaar is, heb ik toen maar gelaten.

vrijdag 28 januari 2011

Handschoenen

‘We zijn geland in Denver’, zegt het SMSje van Harro dat net binnenkomt. ‘We’ zijn in dit geval Harro en Julian die vanmorgen in alle vroegte vertrokken zijn voor een lang weekend skieën in de Rocky Mountains van Colorado.
De hele afgelopen week stond in het teken van het inpakken voor vertrek, ik struikelde dinsdag al over de koffers. Normaal pak ik altijd in, maar dit ski-weekend is niet voor mij en dus ging ik me er niet mee bemoeien.

‘Ik had toch ook van die dikke ski-handschoenen? Ik kan ze nergens vinden.’ Met alleen maar Julian z’n handschoenen kwam Harro op maandag de garage uit, het stof zat in z’n haar.
‘Je bedoelt die zwarte, ja die liggen daar ergens’, reageerde ik wat achteloos. ‘Denk je dat Julian die handschoenen nog past?’
En dat bleek de vraag van de week. Julian paste z’n ski-broek gelukkig nog wel, maar z’n winterjas was eigenlijk te klein. Het ging net (niet), maar ik had geen idee waar ik hier een dikke jas kon kopen, dus het moest maar.
Die ene dikke trui paste hem ook niet meer, hij kreeg veel shirts mee om laagjes over elkaar aan te trekken.
Woensdagavond dook Harro de garage weer in en kwam met lege handen terug: ‘ik kan die handschoenen echt niet vinden, ik moet maar nieuwe kopen.’ Net als dat er een nieuwe skibril voor Julian moest komen, want de oude was krom, had ergens tussen gezeten.
Gisterenavond liep de stress op; koffers vullen valt blijkbaar niet mee. ‘Sil, weet jij waar Julian z’n kam is? Weet je waar de shampoo is? Heeft Julian nog meer lange broeken dan deze twee? Is dit kaartspel compleet? Heeft Julian echt geen trui?’
Voordat Harro weer over z’n handschoenen kon beginnen, besloot ik toch maar even zelf te gaan kijken.

Nu is onze garage niet het toonbeeld van efficiency; overal staan geopende half uitgepakte verhuisdozen. Er staan lege dozen van alle apparatuur, er staan planken en lattenbodems voor drie bedden, overal ligt gereedschap.
Maar daar tussendoor is er wel degelijk sprake van enige organisatie. Er staat een grote kist met zwemspullen: duikbrillen, flippers, wetsuits. En er staat zo’n zelfde kist met wintersportspullen. In die kist, onder mijn skibroek en Simeon z’n wantjes vond ik twee grote zwarte handschoenen; gewoon voor het oprapen.

donderdag 27 januari 2011

Gastvrouw

Ik had een groot koffiezetapparaat geleend bij de buren, had mijn kopjes en schoteltjes geteld, de kleine gebaksvorkjes achter uit de la gevist en het huis opgeruimd.
Ik had toch maar een appeltaart gebakken, ook al hoefde ik niet voor het lekkers bij de koffie te zorgen. Als er Nederlandse dames komen koffiedrinken, dan kan dat niet zonder Hollandse taart in mijn ogen.
Oké, de lunch, die ik had toegezegd eenvoudig te houden, was wat uit de hand gelopen. Eenmaal in de winkel voor de boodschappen, besloot ik de soep zelf te maken en kon ik niet kiezen welke salade ik zou serveren en besloot tot én een peren-met-gorgonzola én een caprèse met verse basilicum
Gisteren was ik gastvrouw voor de Nederlandse koffieochtend en de twintig dames kwamen vanuit alle Houstonse uithoeken naar Clear Lake gereden.

Tijdens de drie jaar dat we in Virginia woonden, was ik met enige regelmaat host van een koffieochtend. Daar was zowel de kinderspeelgroep van de Nederlandse vereniging als de parents with young childeren club van de spouse-vereniging van Harro z’n werk erg actief.
Nu moest ik er weer helemaal inkomen. Waar waren de gebaksschoteltjes? Waar de suikerpot en de melkkan? Koffie is leuk, maar de meeste mensen willen er ook iets in.
Van mijn plan om in de fotolijst, de foto’s van de vakantie twee jaar geleden in Jamaica te vervangen door foto’s uit Costa Rica kwam niets meer terecht. Toen de soep was gemaakt dinsdagavond en de taart in de oven stond, was de tijd op. De was wegwerken en de wc een extra schoonmaakbeurt geven stonden ook nog op het lijstje.

Maar alles ging goed. Iedereen kwam inderdaad opdagen, wilde graag taart en een tweede kopje koffie, zodat dat grote apparaat er niet voor niets stond. Het weer werkte mee, we konden buiten lunchen. Heerlijk in het zonnetje, aan de rand van het zwembad genoot iedereen van de soep, de kaas en het lekkere stokbrood dat ik wonder boven wonder gevonden had in de supermarkt.
Het was gezellig en ik slaakte een zucht van verlichting. Ik kan het nog, gastvrouw zijn en thuis een feestje organiseren voor een groot gezelschap.

dinsdag 25 januari 2011

Rottend fruit

Vrijdagavond zaten we voor de laatste keer over rottende aardbeien en frambozen gebogen. Julian schreef zijn laatste waarnemingen in zijn onderzoeksschrift en we namen de laatste foto’s. De volgende dag zou hij samen met Harro alle gegevens verwerken in mooie grafiekjes en de presentatie voorbereiden.
Vandaag heeft Julian z’n grote poster met bevindingen, hypothese en conclusies, z’n schrift en het uitgeschreven literatuuronderzoekje mee naar school genomen en komt er een einde aan het science project. Ik ruim het vieze fruit op; we weten dat Julian z’n hypothese dat aardbeien eerder rotten dan frambozen klopt.
We hebben bijna drie weken lang fruit in alle stadia van rotting in de huiskamer gehad en ons drie weken lang verbaasd over het proces.

Ik was ooit met Julian in Naturalis in Leiden. Er was toen een tentoonstelling onder de titel ‘kriebelbeestjes’: over bacterieën en schimmels. In een van de vitrines stonden bakjes beschimmelde aarbeien in verschillende stadia. Het bakje met-aarbeien-na-vier dagen maakte zoveel indruk op Julian, dat het hem nu -vijf jaar later-inspireerde tot zijn Rotting Race.
Maar de aardbeien in onze woonkamer leken ook na zes, zeven dagen niet op de ruim beschimmelde, met lange witte draden en veel donsachtige materie bedekte bessen in het museum. Wat deze Amerikaanse aarbeien lieten zien was niet spectaculair. Een beetje grijze schimmel, net genoeg voor een proestaanval en een foto, maar verder droogden ze vooral uit.
Om over de frambozen maar te zwijgen: aan de buitenkant konden we geen schimmeltje ontdekken, na goed kijken zagen we wat wits aan de binnenkant. De frambozen verschrompelden, werden donker en steeds harder: tot er kleine donkerrode steentjes over bleven.

Het project was onderwerp van vele gesprekken tijdens het eten, Harro en ik zijn allebei ingenieur genoeg: wat was hier aan de hand?
Waren de met ongetwijfeld gulle hand gestrooide pesticiden de schuldigen? Waren de aardbeien en frambozen met water opgespoten en leek het meer dan het was? Was het te droog in huis? Te schoon leek me onmogelijk.
‘Zullen we de proef herhalen met biologisch geteelde bessen?’ stelde Harro vorige week nog voor.
‘Die zijn er nu niet, het is niet het seizoen,’ reageerde ik. En dat is waarschijnlijk voldoende antwoord op de vraag waarom Julian z’n fruit zo weinig schimmelde.

maandag 24 januari 2011

Geldnood

Julian krijgt zakgeld, één dollar per week. Veel van zijn vriendjes moeten eerst klusjes in huis doen voordat ze hun wekelijkse bijlage krijgen. Maar dat vinden we onzin: die klusjes in huis horen er gewoon bij, daar gaan we hem niet voor betalen.
Julian ruimt elke dag de vaatwasser in, ruimt z’n kamer op, zorgt dat z’n vieze kleren in de wasmand terecht komen en z’n schone kleren weer in de kast (nou ja, meestal). Die taken hebben niets met die dollar te maken. Maar nu is hij in geldnood en dat verandert de discussie.

Julian heeft zijn zinnen gezet op een nieuw spel van Pokémon voor de Nintendo. Over twee weken komt zijn beste vriendje uit Virginia logeren en dan zou het wel heel gaaf zijn als hij dat spel heeft.
Dus reden we gisteren naar de Best Buy, de grote electronicawinkel. Terwijl ik op zoek ging naar een nieuw snoer voor de laptop, verdween Julian richting de games.
‘Ze hebben ‘m mam’, zwaaiend met een klein doosje stond Julian voor me, net toen ik me stond te vergapen aan de MacBook. Met moeite liet de prachtig vormgegeven laptop los en richtte me op Julian.
‘Hoe duur is ie?’
’40 dollar.’
‘Jeetje, dat is duur. Wil je hem echt graag hebben?’
Julian knikte en haalde zijn portomonnee met al z’n zorgvuldig getelde dollars tevoorschijn. ‘Ik heb alleen maar 24 dollar.’
We liepen naar de Customer Service om te vragen of ze het oude Pokemonspel waar Julian eigenlijk niet zoveel aan vindt, wilde inruilen en hoeveel het waard was.
Nine dollar’, het meisje van de Best Buy keek er een beetje verontschuldigend bij.
‘Dan moet ik nog zeven dollar’, rekende Julian snel en keek me vragend aan. Ik begreep wat hij wilde en het lag op mijn lippen om toe te geven, maar hield op het laatste moment voet bij stuk. ‘Ja, dat wordt dus nog zeven weken sparen.’
Met een pruillip en verschrikte ogen, keek Julian me aan: ‘wil je het ook niet voorschieten?’
‘Nee. Kom we gaan, ik heb mijn snoer.’ Ik liep richting de kassa met een boze Julian in mijn kielzog. ‘Je bent een stomme mama, als jij een nieuwe iPhone wilt, koop je hem ook gewoon.’
Ik dacht aan de Apple laptop die ik net had staan bewonderen, maar veel te duur vond en legde Julian uit hoe dat gaat als je ergens voor moet sparen.

Na het eten gisterenavond namen we de jongens mee naar boven: tijd voor bad en bed. Daniël had een enorme puinhoop van zijn kamer gemaakt door alle boeken overhoop te halen. Ik stond er met een mand met schone, maar niet opgevouwen was in mijn armen naar te kijken en had helemaal geen zin om ook nog ‘ns die boeken op te ruimen. Laat staan om ervoor te zorgen dat Daniël zou helpen.
‘Voor een dollar ruim ik alles op’, klonk het opeens achter me. Dat leek me een heel goed idee.

vrijdag 21 januari 2011

Jongste zus

Vroeger, toen we nog jong, vrij en studerende waren, namen middelzus en ik onze jongste zus ieder jaar mee op zussendag. Toen ze nog echt klein was, gingen we met de trein naar het tropisch zwembad in Rotterdam. De grootste attractie was de enorme zak snoep waar ze ongelimiteerd in mocht graaien.
Toen ze wat ouder werd, namen we haar mee naar Amsterdam, naar het Madam Tussaud Museum en de Dam. Ik herinner me de keer dat we gingen winkelen en ze ons wijs maakte dat ze die dure spijkerbroek best mocht hebben van onze paps; of we het bedrag wilde voorschieten. Woedend was hij, waar we ons mee bemoeiden.

Eenmaal groot en zelf studerende, nam jongste zus ons mee naar een concert van Robin Williams. Wij waren ondertussen niet meer jong en vrij, de uitnodiging voor een avondje uit zonder kinderen namen we gretig aan.
Daar in de Arena, vertrouwde middelzus me toe: ‘ik denk dat ik weer zwanger ben.’ Mijn buik was toen al aardig aan het opzetten en gezamenlijk namen we cola en lieten het bier over aan de jongste die ons vast enorm suf vond.

Jongste zus ging werken, maakte carrière en er ontstonden gemoedelijke, maar zeer strak omlijnde plagerijen. Ze plaagden mij met mijn huisvrouwenbestaan, middelzus werkte te hard en aan jongste zus bleven we vragen wanneer ze nou ‘ns zwanger werd.
We startten met z’n drieën een blog en ook daar was de opstelling in het veld helder. Jongste zus verhaalde over haar dertigersblues en wij over de dozen met babykleertjes die stonden te verstoffen.

Maar opeens is het allemaal voorbij. We kunnen haar niet meer blij maken met onbeperkt snoep eten of een verboden spijkerbroek, we kunnen haar niet meer plagen, ze is niet meer ons zusje, ze is sinds twaalf weken één van ons. Jongste zus is zwanger en ik kan er maar moeilijk aan wennen.

donderdag 20 januari 2011

Keukenpapier

De school gaat er nogal prat op dat het vooral hands on onderwijs geeft. Geen klassikale lezingen en uitleg met instructies, de leerlingen mogen (moeten?) in kleine groepjes zelf ontdekken hoe de wereld in elkaar steekt. Julian komt altijd met enthousiaste verhalen thuis, hij geniet van het zelf ontdekken.
De school heeft ook, net als iedere school, een nooit ophoudende behoefte aan geld: hands on onderwijs is duur. Al die ontdekkingsreizen vragen om extra middelen waar de school, volgens mij, nogal creatief naar op zoek gaat.

Vorige week had Julian tijdens het vak science onderzoek gedaan naar vocht. In de befaamde kleine groepjes, mochten ze ervaren hoe vocht zich een weg baant in droog keukenpapier.
Om het een air van wetenschappelijkheid mee te geven, mochten de jongens en meisjes testen welk merk keukenpapier het meeste vocht opnam.
‘We keken naar het eigen merk van de Kröger, Bounty en Brawny’, vertelde Julian ’s middags thuis. Om er meteen achteraan te vragen: ‘welk merk hebben wij eigenlijk altijd?’
‘Bounty’, reageer ik. ‘Want die heeft rollen waar ik halve vellen vanaf kan afscheuren, zodat ik minder papier gebruik.’
‘Maar mam, Brawny neemt echt het meeste vocht op, hebben we zelf ontdekt.’
Hij houdt een heel betoog hoe ze het experiment hebben gedaan en onderbouwt met cijfers dat Brawny de beste was.

Afgelopen zaterdag waren toevallig met z’n allen in de supermarkt. De keukenrollen waren al drie dagen op en Julian riep dat hij wel nieuwe zou pakken. Hij verdween in de gang van de vuilniszakken en andere huishoudartikelen en kwam met een enorm pak van twaalf rollen terug. Van het merk Brawny, uiteraard.
Ik wilde tegensputteren, maar het had geen enkele zin. ‘Dat heb ik toch al uitgelegd, mam, Brawny is de beste.’

Kijk, ik weet natuurlijk niet zeker of Brawny de school sponsort, maar iedere keer als ik een heel vel afscheur in plaats van een halve, heb ik zo mijn vermoedens.

woensdag 19 januari 2011

Grateful

‘Het moet een geweldige spreker zijn, het wordt een bijzondere avond’, verzekerde een vriendin me. De PTA, de ouderraad, van onze school organiseerde gisterenavond een lezing met een spreker van buiten en had vantevoren uitgebreid op de trom geroffeld.
Ik kreeg een email met de oproep ‘kom op tijd, zodat je verzekerd bent van een zitplaats.’ Er kwam een automatisch telefoontje van de directeur met de aansporing om er toch vooral bij te zijn. Borden langs de kant van de weg, vele flyers die nu nog steeds door het huis zwerven. Ook al had ik geen idee wie deze man was, de boodschap kwam aan: dit mocht ik niet missen.
Dus nam ik gisterenavond vol verwachting plaats in de schoolkantine, om te luisteren naar Jim McIngvale, die z’n voordracht de titel had meegegeven: ‘Onze kinderen opvoeden om leiders te zijn’.

Al na vijf minuten, kijk ik besmuikt om me heen. Is dit een grap? Zit ik in Candidcamera? Maar om mee heen zit iedereen geconcentreerd te luisteren, ik zie moeders instemmend knikken en vaders even lachen.
Ja, ik luister ook geconcentreerd, maar dat moet ook wel omdat ik de goede man anders niet kan verstaan. Hij praat zo snel, zo binnensmonds dat ik me niet kan voorstellen dat alle anderen hem wel makkelijk kunnen volgen. Bovendien leest hij voor, met z’n neus bijna in het papier.
Om onze kinderen op te voeden tot leiders, leer ik, is onderwijs van het grootste belang. Daarnaast herhaalt Jim de one liners never give up en count your blessings zo vaak, dat ik eruit concludeer dat hij graag zou zien dat we dat onze kinderen leren.
Ik ga verzitten, probeer nog aandachtiger te luisteren; er moet toch iets in zijn verhaal zitten dat nieuw is voor me en alle reclame waard.
Dan hoor ik aan zijn stem dat hij z’n hoogtepunt nadert. ‘We moeten onze kinderen vooral leren om dankbaar te zijn’ herhaalt hij een paar keer op luide toon, terwijl hij de zaal in kijkt. Hij gebruikt het woord grateful. Uit een krantenartikel leest hij voor dat dankbare kinderen gelukkigere kinderen zijn en betere cijfers halen. Waar ze dan dankbaar voor moeten zijn? Voor god natuurlijk, de almachtige en voor hun thuisstaat Texas: ‘omdat we hier waarden als stabiliteit en kapitalisme en ons geloof hoog in het vaandel hebben staan.’

Als hij na een klein half uurtje klaar is, klinkt er een lang en enthousiast applaus. De moeder die het georganiseerd heeft, neemt ontroerd het woord: ‘Thank you so much, u heeft ons allemaal zoveel gegeven om over na te denken, het was heel bijzonder.’
Ik hoor het aan en krijg het benauwd. Dit kan niet, dit kan ze niet serieus menen. Als er weer applaus klinkt, vlucht ik weg, voordat ik in lachen uitbarst.

dinsdag 18 januari 2011

Langdradig

Het nieuwe jaar komt wat schuchter op gang. De eerste week hadden we bezoek en was het op maandag en dinsdag nog vakantie. Dat was prettig, we konden rustig beginnen en langzaam weer wennen aan het schoolritme.
‘School dicht?’ vroeg Daniël vorige week nog elke dag. Op ons ‘nee, de school is open’ keek meneer hevig teleurgesteld. Ook de hoopvolle vraag die hij ’s middags uit school stelde: ‘zwemmen?’ moesten we negatief beantwoorden. Ja, vorige week was weer een gewone schoolweek, maar het zwembad was nog dicht. De zwemlessen beginnen pas deze week weer. Net als de voetbal.

Dus konden we vorige week elke middag rustig aan doen. Lekker thuis rondscharrelen, verven, knippen en boekjes lezen. Uit school was er nog niet veel haast. Ook al had Julian wel al huiswerk en begint zijn science project op stoom te raken.
Volgende week moet hij de resultaten presenteren van een wetenschappelijk experiment dat hij thuis uitvoert. We hebben rottende aardbeien en frambozen in de vensterbank staan, omdat Julian onderzoekt welke bessensoort eerder beschimmeld raakt. Tot nu toe winnen de aarbeien.
Deze week moet het allemaal weer beginnen. Alle naschoolse activiteiten staan weer op de agenda: voetbal en zwemmen voor Julian, twee keer per week zwemmen voor Daniël en zwemmen voor Siemie. Simeon z’n voetbal laat nog even op zich wachten. Ik had me voorbereid en stond klaar om taxichauffeur te gaan spelen, sporttassen in en uit te ruimen en handdoeken, zwembroeken en voetbalsokken te gaan wassen.

Maar dat viel gisteren allemaal dood voor de kast. Het was Martin Luther King Day: de dag dat de VS haar zwarte held herdenkt en de scholen waren dicht. Het had zondag de hele dag geregend, zodat de voetbalvelden gisteren nog zompig waren. Julian z’n eerste training van het jaar werd afgelast.
Toen bleek Lisette ziek en liet de beloofde zon zich niet zien: mijn idee om naar het strand te gaan was opeens niet meer zo aantrekkelijk. Dus liep ik gisterenmiddag met Simeon en Daniël in de supermarkt en aten we kip, want dat wilde Daniël en macaroni, want dat is favoriet bij Simeon.
Julian bleef alleen thuis, onder luid protest rondde hij z’n literatuuronderzoek af. Hij weet nu alles over schimmels en andere lange dradige organismen. Heel goed natuurlijk, maar het helpt niet om het wat langdradige begin van het jaar in een stroomversnelling te brengen.

vrijdag 14 januari 2011

Smaken

Ik proef de Thaise satésaus met citroen en geniet van de uitsproken smaken. Het is pittig, friszuur en zachtgronderig door de vis die onder de saus verborgen ligt. Ook deze derde dag in Costa Rica lukt het om het nationale gerecht rijst met bonen te vermijden. De eerste avond, ontdekten we in San José Café Mundo, een oase in de drukke smerige stad met heerlijke pizza en spaghetti. De tweede avond lieten we ons verrassen door in het restaurant van het hotel Caraibische vruchten van de zee te bestellen, terwijl Julian van krab genoot.
Voor de derde avond gaan we af op de Lonely Planet, waarin het restaurantje beschreven wordt als de ultieme fushion: alle keukens uit de hele wereld stonden op de kaart. De reisgids had weer eens gelijk, het was een waar smakenfestijn en deed ons andermaal beseffen hoe onze smaak vervlakt in die suburb in Houston.

Die smaakvervlakking komt niet alleen omdat ik in eerste instantie voor de kinderen kook. Oké, als we spaghetti eten ga ik niet uitgebreid aan de slag om voor ons een verse pestosaus te maken, dat is te veel gedoe. Maar dat is vooral veel gedoe omdat de supermarkten in onze buitenwijk alleen maar standaardspullen verkopen, gericht op de gemiddelde (Amerikaanse) smaak. De dichtsbijzijnde Wholefoods, een supermarktketen met echte producten met echte smaken: verse vis, veel keus in de groenten en een enorme saladebar, is 32 kilometer verderop. Daar halen we dus niet onze dagelijkse boodschappen, dat is meer voor af en toe.
Net wat verder weg, in downtown, zit Central Market, de Texaanse uitvoering van de Wholefoods; nog veel groter met nog meer lekkere, verse producten. Met Franse kaasjes, Spaanse wijnen en verse Italiaanse pasta. We zijn er tot nu toe één keer geweest.

Gisterenavond was ik foto’s aan het printen van Costa Rica, voor Simeon. Op vrijdag heeft hij altijd show and tell en hij wilde graag over de vakantie vertellen. Terwijl de printer afdrukte, zag ik ons weer zitten in dat restaurantje met de wereldse gerechten uit de Lonely Planet. Ik proefde weer de smaken en dacht aan de maaltijden die ik de afgelopen dagen had gekookt.
Het werd tijd om de smaakvervlakking tegen te gaan, dus ben ik vandaag de 45 kilometer heen en de 45 kilometer terug naar de centrale markt gereden om de auto vol te laden.

donderdag 13 januari 2011

Krullen

Toen ik studeerde, een eeuwigheid geleden, was Wageningen een links bolwerk. Zeker de studie Milieukunde was toen de thuishaven voor wereldverbeteraars en groene idealisten. Ik sympatiseerde zeker wel met hun ideeën. Dat kon ook moeilijk anders, de colleges werden door dezelfde wereldverbeteraars gegeven die even weinig ophadden met ‘Den Haag’ en ‘het bedrijfsleven’ en ons voorlazen uit Das Kapital van Marx.
Maar ik sympatiseerde niet met de bijbehorende levensstijl. Ik woonde niet in een barak met eigen kippen, droeg geen gekreukte shirts met ‘stop de kernwapens’. Ik ging bij een heuse studentenvereniging met ontgroening, droeg modieuze laarzen, had mijn haar in een staartje of een bobline en niet lang in klitten en rood geverfd. En dat werd me door dezelfde studiegenoten die gelijkheid en broederschap predikten, niet in dank afgenomen.

Enigzins gespleten ging ik door mijn studententijd heen. Deed met drie andere studiegenoten een onderzoeksprojecten kreeg bij de evaluatie een compliment: ‘ik wist niet dat ik zo goed zou kunnen samenwerken met iemand van die studentenvereniging.’
Enigzins gespleten ging ik bij het ministerie van VROM werken. Ik trouwde met iemand die bij ‘dat vervuilende bedrijfsleven’ werkte, kleedde me nog steeds te modieus.

Totdat Femke Halsema op het toneel verscheen en de ‘linkse kerk’ opschudde. Ze is een van de eerste mensen die heeft laten zien dat mooi zijn goed samengaat met sociale linkse politiek. Dat je ook zonder geitewollen sokken en een tuinbroek geëngageerd kan zijn, voor de ‘verdrukten’ in de samenleving kan opkomen.
Sterker nog: ze zette haar krullen en vakkundig opgemaakt gezicht in als wapen, gebruikte haar vrouwelijkheid in het politieke debat. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat dat binnen de muren van Groenlinks tot veel discussie heeft geleid, leer mij de wereldverbeteraars kennen.
Maar nu heeft ze afscheid genomen van politiek Den Haag en kan ik alleen maar hopen dat ze niet uit het publieke debat verdwijnt en een rolmodel wil blijven voor vrouwen én mannen na haar. Nederland kan nog wel wat Femkes gebruiken.

dinsdag 11 januari 2011

Chinees opvoeden

Nederland is geschokt lees ik in de buitenlandeditie van de NRC. In een internationaal vergelijkend onderzoek naar de stand van het onderwijs staan regio’s en landen als Shanghai, Zuid Korea, Hong Kong bovenaan. Finland is het eerste Europese land dat in de top tien te vinden is. Nederland staat met lezen op de tiende plaats, met wiskunde en natuurwetenschappen op de elfde. ‘Het is een schande’, schrijft Hofland.
Is dat zo? vraag ik me af, of is het een kwestie van perspectief?

Afgelopen zaterdag presenteerde de Wall Street Journal hetzelfde lijstje onderaan een groot artikel over het succes van het Chinese opvoeden.
Geen speelafspraakjes, geen logeerpartijen, geen tv, geen videospelletjes, maar oefenen, oefenen en oefenen tot ze erbij neervallen: volgens het artikel de formule achter het Chinese en Koreaanse onderwijs succes.
‘Als Chinese kinderen thuiskomen met een rapport waarop niet alleen maar negens en tienen staan, gaat de zweep erover’, lees ik in het artikel. Het is geschreven door een Chinese, getrouwd met een Amerikaan die haar twee dochters volgens het Chinese regime opvoedt. Beide meisjes spelen prachtig piano en viool.
Wat is dit voor een barbaars gedoe? denk ik en lees geïnteresseerd verder.
Volgens de schrijfster zijn Chinese ouders (neem het Chinees niet al te letterlijk, ze vat er ook Koreaanse of Indiaase ouders onder) extreem betrokken bij hun kinderen. Ze verwachten dat hun kinderen het goed doen: ze gaan ervan uit dat hun kinderen veerkrachtig zijn, sterk en een hoog IQ hebben en nemen dientengevolge geen genoegen met een laag cijfer. Een laag cijfer of een slechte prestatie achter de piano betekent dat je kinderen niet hard genoeg werken, het betekent slecht ouderschap.
Chinese ouders geloven dat drillen en dreigen, schelden, foeteren, oefenen, oefenen en oefenen totdat hun kind die tien haalt of dat muziekstuk kent, goed is voor het zelfvertrouwen. Het kweekt discipline en geloof in je eigen kunnen.
De Amerikaanse zinsnede ‘every child is special in its own special way’ is ze een gruwel.

Ondanks dat ik een Westerse ouder ben, met een Westerse manier van opvoeden: ‘goed hoor die acht voor wiskunde!’, kan ik wel iets met deze Chinese gedachtegang. Het uitgangspunt dat je kind sterk, veerkrachtig en slim is en dus best aangepakt mag worden om zo hard mogelijk te werken staat me aan.
Het past me meer dan de fluwelen handschoentjes van veel Amerikaanse moeders die als de dood zijn om het zelfvertrouwen van hun kinderen te schaden, boos worden op de school als hun kind slechte cijfers haalt en hun kinderen als prinsen en prinsessen behandelen. Het is het onverwachte andere perspectief dat het artikel zo aantrekkelijk maakt.

Als het artikel uit is en ik de lijstjes bekijk die laten zien hoe landen scoren in het internationale onderzoek, ben ik verrast dat ik Nederland op de tiende plaats terug zie: vóór Duitsland, Frankrijk, Engeland en vooral voor de VS dat pas op de 17e plaats staat als het om lezen gaat (en op de 31e plaats met wiskunde). Goed gedaan denk ik: tenslotte zijn we maar een klein land dat Westers opvoedt. Maar dat is niet Chinees genoeg gedacht, leer ik de volgende dag van Hofland in de NRC.

maandag 10 januari 2011

Luiers 2

De jongste spruit van middelzus is een paar maanden jonger dan Simeon. Alhoewel je kinderen niet met elkaar mag vergelijken –haar oudste, het enige meisje, is even oud als Daniël, we weten dat het niet werkt- doen we het natuurlijk wel.
Vorige week liep ik met oma in de GAP, toen ik bedacht dat middelzus misschien ook nog een wensenlijstje had. Er is immers nog steeds geen GAP in Nederland. Ik belde ter plekke en ze wist het meteen: ‘zo’n vest met een capuchon en er is vast ook nog wel een leuk shirtje voor de dame in het gezelschap.’
‘110?’ vroeg ik meteen praktisch.
‘Nee, hij gaat al naar de 116.’ Ik proefde een sliertje trots.
‘Jeetje dan is hij nu echt groter dan Siem.’
‘Had ik je al verteld dat hij ’s nachts zindelijk is?’ vervolgde ze openlijk trots. Daar midden in de GAP wist ik even niets te zeggen, maar besloot onmiddellijk de degens te kruisen.

Toen Simeon die middag uit school kwam, deed ik mijn eerste zet. ‘Weet je, ik had de mama van neefje aan de telefoon. Neefje slaapt ’s nachts al zonder luier. En als hij moet plassen, gaat ie gewoon naar de wc.’
Simeon reageerde zoals gehoopt: ‘Ik kan ook best zonder luier, hoor.’
We besloten om het te proberen. Ik liet hem zoals altijd slapend, hangend in mijn armen en door zijn knieën zakkend, plassen voordat ik ging slapen. Uitgeplast, legde ik ‘m zonder luier weer in bed, op een handdoek.
’s Nachts zette ik de wekker om ‘m nog een keer te laten plassen en deelde de andere ochtend gul complimenten uit toen hij droog wakker werd.

Het gaat nu al een paar nachten goed. Vanmorgen bleek dat ik op het juiste knopje had gedrukt. Terwijl ik z’n schoenen dichtveterde omdat het tijd was om naar school te gaan, maakte ik nog maar weer een compliment: ‘goed hè, dat je nachts zonder luier kan, je bent elke ochtend droog!’
‘Ja, net als neefje, ik ook’, was het enthousiaste antwoord.
Het wordt tijd om middelzus te bellen met het goede nieuws. Of zou neefje al zelf zijn veters kunnen strikken?

vrijdag 7 januari 2011

Opa en oma

Een week lang aten we aan de grote tafel in onze ‘formele eetkamer’, omdat meer dan zes mensen niet passen aan de keukentafel. Een week lang hadden de jongens elke minuut van de dag iemand om mee te spelen. Een week lang maakten we de hele dag koffie en thee om buiten, lekker in het zonnetje, met elkaar op te drinken met teveel koekjes en chocola. Opa en oma waren op bezoek en het was een week lang feest.

Opa wilde graag de hele middag voetballen met Julian en dan ’s avonds ook nog filmpjes kijken van Mr Bean. Oma wilde best voor de vijfde keer het spelletje met de knikkers doen of nog een keer memory van Thomas de trein. Oma vond het ook helemaal niet erg om Donald Duckjes voor te lezen aan Daniël, iets waar wij niet aan beginnen omdat het niet lekker voorleest.
Met opa en oma aan tafel was er slagroom bij het ijs, mochten Simeon en Daniël twee kipjes, zonder dat ze boontjes of worteltjes hoefden te eten (al trapten opa en oma er de volgende dag niet meer in). Met opa en oma duurde het natafelen zo lang, dat zelfs Daniël klaar was met eten voordat we gingen opruimen.
We gingen in één weekend én naar het strand én naar de dierentuin. Julian vond het opeens niet erg om de maandag erna gewoon naar de speeltuin te gaan, zolang opa en de bal maar meegingen.
Met opa en oma was het weer leuk om brood te eten. Uit de koffer kwamen pakken hagelslag, tijgervlokken (met snoepjes) en muisjes. Uit de koffer kwamen ook een pak echte oliebollenmix en vuurwerksterretjes, zodat we een Hollandse oudejaarsavond konden vieren.
Daniël kon bijna niet kiezen wie zijn tanden mocht poetsen voor het naar bed gaan. Hij had wel snel door dat opa en oma veel langer voorlazen dan wij, zodat we de hele week vrijaf hadden.

Maar toen de jongens gisterenmiddag uit school kwamen, was het opeens stil in huis. Opa en oma zaten weer in het vliegtuig naar Amsterdam. Een beetje hangerig liepen ze rond: wat zouden ze ‘ns gaan doen?
‘Zullen we de kerstboom aftuigen?’ vroeg ik. Dat wilden ze wel. Met het opbergen van alle kerstballen en kerstlampjes kwam er echt een einde aan de vakantie en was het feest afgelopen.

woensdag 5 januari 2011

Teacher's pet

‘Julian, moet je boekclubboek ook mee naar school?’ Pas als ik het voor de vierde keer vraag, gaat Julian op zoek naar het eerste deel van de Percy Jackson-serie, The Lightning Thief dat hij nu met z’n boekclub: een leesmoeder en een paar klasgenoten, leest. Vandaag begint het nieuwe jaar echt, de school is weer open en het duurt even voordat we weer op stoom zijn en alle schoolspullen boven water zijn.
‘Misschien dat je ‘De Bliksemdief’, de Nederlandse versie uit de koffer van opa en oma ook wilt meenemen, om te laten zien. Ik denk dat mrs Hartwell (de leesmoeder) dat wel heel leuk vindt,’ doe ik een voorzichtige suggestie. Vernietigend kijk Julian me aan: ‘Dat is teacher’s pet, mam. Ik ben Simeon niet!’

In iedere klas, in ieder voetbalteam of op ieder kinderfeestje zijn er altijd kinderen die steeds de aandacht vragen van de juf, de coach of de organiserende ouders. Kinderen die altijd wat te vertellen hebben, iets willen laten zien of gewoon gezellig even bij je komen zitten.
Tot onze grote verbazing is Simeon zo’n kind. Harro en ik waren vroeger allebei veel te verlegen, Julian griezelt al bij het idee; er zitten onverwachte kanten aan onze genen. Simeon rent de school in om aan iedereen te laten zien dat hij een pleister heeft omdat de dokter heeft geprikt, Simeon staat aan de rand van het zwembad de zwemjuf uit te leggen hoe ons zwembad er thuis uitziet. Ook tijdens de vakantie, hoor ik ‘m aan de zip line tegen de gids kletsen.
Julian daarentegen vindt het al moeilijk om een langer antwoord dan ja of nee te geven als een volwassene hem iets vraagt. Hij houdt niet van met oma praten aan de telefoon, Skype is niet voor hem uitgevonden.
Hij kan zich dan ook behoorlijk ergeren aan Simeon en heeft er een mooi woord voor: teacher’s pet. Simeon is het huisdiertje van de juf, de gids of van mama en in Julian z’n ogen is daar weinig positiefs aan.

Maar ook hij ziet dat iedereen Simeon leuk vindt; hij is spontaan, je kunt makkelijk kontakt met hem maken. Het is aan ons om Julian te sturen en te laten ontdekken dat het ook voordelen heeft; ’t punt is alleen dat wij ook niet zo van huisdieren houden.

dinsdag 4 januari 2011

Luiers

‘Vind je mij een goede jongen mama?’ Ik sta samen met Simeon in de wc, hij heeft net z’n darmen geleegd (number two, zeggen de Amerikanen zo eufemistisch) en zoekt bevestiging.
‘Ja, je bent een grote jongen, mama is trots op je.’
‘Ik doe het niet meer in mijn broek hè? Krijg ik nu een snoepje?’
Bijna dagelijks voeren Simeon en ik zo’n gesprekje. Het staat symbool voor de moeite dat het zindelijk worden heeft gekost en hoeveel ik op hem gefoeterd heb. Ik zou dan ook héél graag opschrijven dat we er helemaal zijn, maar helaas.

Als baby had Simeon een hekel aan vieze luiers, meestal begon hij na één plasje al te jammeren. Ik dacht dat naar de wc leren gaan een fluitje van een cent zou zijn. Daar was ik ook wel aan toe.
Het kostte meer dan een jaar om Daniël uit de luiers te krijgen; hij heeft nog steeds de nodige ongelukjes. Ik keek uit naar een snelle overgang zonder elke dag een wasmachine vol vieze broeken; ik had een goed voorbeeld aan Julian die met twee jaar zomaar zindelijk was.
Helaas liet Siem me in de steek. Vooral het loslaten van de grote boodschap was heel moeilijk. Met als gevolg dat hij het pas liet gaan als het echt niet anders meer ging, bij voorkeur met een onderbroek aan. Opa’s en oma’s in Nederland weten daar alles van; logeerpartijtjes afgelopen zomer liepen uit op heel veel was.
‘Als we in ons grote huis zijn, dan ga ik op de wc,' beloofde Simeon steeds en inderdaad, weer terug in de VS werd het beter.

‘Ben je blij met mij?’
Ik knik, negeer de vraag over het snoepje en help Simeon in zijn spijkerbroek. Hij loopt het toilet uit en gaat tevreden met zichzelf verder met spelen. Totdat hij afgelopen nacht met tranen in zijn ogen aan mijn bed staat: 'mijn pyjama is nat en mijn bed ook.' Het duurt even voordat het tot me doordringt dat hij geen luier aan heeft; oeps helemaal vergeten om er gisterenavond eentje aan te doen. Want hij doet wel groot, maar ‘s nachts is het nog steeds een klein jongetje.

maandag 3 januari 2011

kletspraatje

We maken het door Harro en mij zo gewaardeerde rondje met de gids door het regenwoud. Ze sjouwt een grote telescoop met zich mee, waar we om de beurt door mogen kijken. We zien felgekleurde toekans met hun grote snavels, een grote giftige knalgele slang, brulapen en een havik van heel dichtbij en veerscherp. De gids vertelt over schildpadden, duizendpoten en enge bijtende mieren. Ze wordt helemaal enthousiast als er vier zeldzame papegaaien overvliegen. De andere mensen in ons groepje zijn toevallig ook Nederlanders. Het is een beetje een onduidelijk gezelschap qua samenstelling, maar ze zijn duidelijk wel met elkaar op vakantie. Ze doen alleen hun mond niet open tegen ons. Er wordt vriendelijk gelachen, maar tot een kletspraatje komt het niet.

De dag erna maken we een tocht te paard door het prachtige Corsaricaanse landschap. Al in het busje op weg naar de manege, begint de moeder van het andere gezin dat ook op weg is naar de paarden een gesprek. Waar we vandaan komen, hoe oud onze kinderen zijn, of we een leuke vakantie hebben; in het wat knauwende Amerikaanse Engels. Tijdens de rit op de paardenruggen komen we van alles te weten over de andere toeristen die de tocht maken. Iedereen begint een kletspraatje en het is heel gezellig.

Zondag na kerst staan we in de rij voor de ingang van het nationaal park Manuel Antonio. Het park heeft zijn bezoekerslimiet bereikt, we moeten wachten tot er mensen uitgaan. We maken een praatje met de Amerikanen achter ons. Ze hebben jarenlang in Houston gewoond. Het kletspraatje maakt het wachten heel aangenaam.

Bij de vulkaan Arenal, zitten we tegelijk aan het ontbijt met een Nederlandse groep Baobab reizigers. Met moeite kan er een goedemorgen af, terwijl ze toch duidelijk kunnen horen dat we Nederlands zijn: de jongens rennen al pratend (nou ja, gillend) rond. We delen even een ongenoegen omdat er bij het ontbijt alleen pancakes worden geserveerd en geen brood, maar daar blijft het bij.

We genieten van alles wat Costa Rica te bieden heeft. We hoppen van hotel naar hotel, van de oceaan, naar de bergen, van de bergen naar het regenwoud; kris kras door het land. Net zoals Amerikanen Europa doen in twee weken. Toch realiseren we ons in de ontmoetingen met andere reizigers, dat we ook na vierenhalf jaar Amerika nog steeds erg Nederlands zijn. Ook wij beginnen bij het ontbijt of tijdens de oerwoud-wandeling geen kletspraatje.

zondag 2 januari 2011

Grenzen


Opeens hebben we een grote-jongens-vakantie, gevuld met stoere activiteiten. Onze reis door Costa Rica –we hebben genoten- opent een luikje naar de toekomst: onze vakanties zullen de komende jaren actief, stoer en vol adrenaline zijn. Met drie mannen die alles gaaf en cool vinden en vooral niet voorelkaar onder willen doen. En waar wij achteraan hobbelen.

Als ook hij een tuigje om krijgt, en een helm op, zie ik Harro z’n gezicht betrekken. ‘Ik dacht dat we een Canopytour hadden geboekt,’ zegt hij, terwijl hij moeizaam naar de kabelbaan kijkt die ergens tussen de boomtoppen verdwijnt.
‘Dat hebben we ook, wist je niet dat dat hetzelfde is als een zipline?’ Ik moet lachen om zijn gezicht.
‘Ik dacht dat we over van die hangbruggen van boom naar boom zouden lopen en dat de gids vooral veel zou vertellen over het oerwoud.’ Harro stribbelt nog even tegen, maar de jongens hebben allang in de gaten wat we gaan doen en staan te juichen.
Tot onze opluchting, mogen de jongens niet in hun eentje de kabelbaan afroejtsen, maar gaan ze samen met een gids. De eerste twee banen gaan goed –ook al gaat de tweede over de rivier en komt Harro witjes aan-, maar dan komen we midden in het oerwoud en staan we op een platform met voor ons een korte kabel.
De gids die Daniël bij zich heeft, schiet alleen naar de overkant. ‘Wat doet hij nou?’ roept Harro uit.
They can go by them self, it is safe!’ legt de andere gids uit, terwijl ze Simeon vastgespt en hem een duwtje geeft. Harro en ik krijgen bijna een rolberoerte van schrik als Simeon luid schaterend in z’n eentje, aan het dunne ijzerdraadje, hoog boven de grond naar het volgende platform zoeft.

‘Wat vonden jullie het allerleukste aan de vakantie?’ vraag ik aan de jongens als we op het vliegveld van San José wachten op de vertraagde vlucht naar Houston.
Simeon antwoordt zonder nadenken: ‘dat we zo zoef door de bomen gingen, met zo’n broekje aan.’
Julian kan even niet kiezen. Hij vond het paardrijden ook heel leuk, maar besluit dat hij de surfles van die laatste ochtend echt het allerleukst vond. ‘Het ging zo goed, ik kon helemaal mijn balans houden tot aan het strand! Het is echt heel gaaf om zo over de golven te glijden!’ Harro knikt en voelt voorzichtig de pijnlijke blauwe plekken op zijn scheenbenen en zijn stijve spieren: ook na drie uur oefenen kon hij niet recht op het board blijven staan.
Daniël hoeven we het niet te vragen, die heeft zo zitten stralen en joelen voorin het raft toen we de woeste rivier afgingen; geen waterval was hem te diep.
‘En jij mam?’ vraagt Julian dan. ‘En jij papa?’ Tegelijkertijd antwoorden we: ‘de wandeling met de gids in het oerwoud, die zoveel te vertellen had.’
Als ik naar de afkeurende gezichten kijk, begrijp ik dat we nog vaak over onze grenzen heen zullen moeten stappen de komende jaren.